Introductie: Romeinse republiek

Introductie: Romeinse republiek

De Romeinse Republiek begon in 509 v.Chr., na de val van het Romeinse koninkrijk, en eindigde in 27 v.Chr. met de oprichting van het Romeinse Keizerrijk. Gedurende deze periode breidde Rome zijn macht uit van de stad zelf naar een dominantie over de hele Middellandse Zee.

Politieke structuur

De Romeinse samenleving was een mix van Indo-Europese volkeren zoals de Latijnen, Etrusken en Sabijnen met veel Griekse invloeden. Politiek gezien kende Rome een systeem met jaarlijkse verkiezingen waarbij binnen de oligarchie van een kleine groep rijke families zetels werden verkozen. De senaat speelde een belangrijke rol, maar de magistraten, gekozen voor één jaar, bepaalden het beleid. Deze gewoonte kan worden afgeleid van het Proto-Indo-Europese klassensysteem waarbij waarschijnlijk onderscheid werd gemaakt tussen de werkende klasse (oorspronkelijk herders), krijg klasse (inclusief aristocratie) en religieuze klasse, waarbij krijg klasse en religieuze klasse nauw in elkaar overgaan.  

Oorlogen en veroveringen

Gedurende de Republiek was Rome vrijwel voortdurend in oorlog. De eerste vijanden waren de naburige Latijnen en Etrusken, gevolgd door de Galliërs, die Rome in 387 v.Chr. plunderden. Na deze nederlaag veroverde Rome het hele Italiaanse schiereiland en werd het een grote macht in de Middellandse Zee. De grootste strategische tegenstander was Carthago, waarmee Rome drie oorlogen voerde. In 202 v.Chr. versloeg Rome Carthago in de Slag bij Zama, wat zijn status als dominante macht in de Middellandse Zee bevestigde.

Binnenlandse strijd

Binnen Rome waren er conflicten tussen de patriciërs, de rijke elite, en de plebejers, de gewone mensen die meer zeggenschap wilden hebben. Dit conflict werd opgelost in 400 v.Chr., toen de plebejers meer politieke rechten kregen. De late Republiek, vanaf 133 v.Chr., was echter een periode van binnenlandse onrust. Er ontstonden conflicten tussen conservatieve en hervormingsgezinde politici, wat leidde tot geweld en oorlogen. De Sociale oorlog (90-88 v.Chr.) tussen Rome en zijn Italiaanse bondgenoten was een van de meest ingrijpende conflicten. Slavenopstanden, zoals de Drie Serviele Oorlogen, verergerden de situatie.

De val van de monarchie

Rome werd oorspronkelijk geregeerd door koningen, gekozen voor het leven door de senaat. De laatste koning, Tarquinius Superbus, werd in 509 v.Chr. afgezet na de verkrachting van Lucretia door zijn zoon. Dit leidde tot een revolutie onder leiding van Lucius Junius Brutus, die de monarchie afschafte en de macht overbracht naar twee consuls, gekozen voor een termijn van één jaar. Hoewel de oude verhalen spreken van een volksrevolutie, beschouwen moderne historici dit eerder als een aristocratische coup.

Veroveringen en oorlogen van de Vroege Republiek

De eerste oorlogen van de Republiek waren vooral uitbreiding oorlogen. Rome ‘versloeg’ de Sabijnen en de naburige Latijnse steden, zoals in de Slag bij het Meer van Regillus in 496 v.Chr. en de Slag bij Corbio in 446 v.Chr. Rome leed echter een zware nederlaag in 477 v.Chr. in de Slag bij Cremera tegen de Etruskische stad Veii. Deze nederlaag werd in 396 v.Chr. wraak genomen, toen Rome Veii verwoestte. Tegen het einde van deze periode had Rome zijn naburige Etruskische en Latijnse tegenstanders verslagen en zijn positie in Midden-Italië veiliggesteld. Moderne historici twijfelen echter over het militair karakter van deze conflicten, waarbij het ook mogelijk kan zijn dat Rome een steeds dominante rol begon te krijgen waarbij steeds meer volkeren het voordeel zagen in een samenwerking.  De aristocratische families van Rome hadden net zozeer belangen in naburige steden. De culturele verschillen tussen de verschillende ‘stadstaten’ waren relatief klein en zowel aristocraten als inwoners migreerden tussen deze steden. 

Plebejers en patriciërs

In de vroege jaren van de Romeinse Republiek waren de patriciërs de dominante macht in de politiek en samenleving. Ze bestonden uit een gesloten groep van ongeveer 50 grote families, die de magistraten, priesterschappen en belangrijke militaire functies monopoliseerden. De macht van deze families kwam voort uit hun rijkdom, vooral door landbezit en hun rol als beschermheer voor hun klanten.

De plebejers, het grote aantal gewone burgers, vormden de ruggengraat van de Romeinse economie. Ze werkten als boeren, handelaren en ambachtslieden en waren vaak verplicht om in oorlogstijd dienst te nemen in het leger. De plebejers hadden aanvankelijk geen toegang tot hoge politieke of religieuze functies. Om hun rechten te verdedigen, organiseerden ze zich en kozen tribunen, die hun belangen vertegenwoordigde en het recht hadden om wetten te blokkeren.

In 494 v.Chr. vond de eerste "secessio plebis" plaats, een staking van de plebejers om te protesteren tegen de slechte behandeling van schuldenaren door de patriciërs. Dit leidde tot de oprichting van de tribunen en het verkrijgen van politieke invloed voor de plebejers. Door de eeuwen heen breidde de macht van de plebejers zich uit, vooral na de Lex Hortensia in 287 v.Chr., die plebiscieten bindend maakte voor alle burgers, inclusief patriciërs.

Keltische invasie van Italië

In 390 v.Chr. trokken verschillende Gallische stammen, die al rond de 6e eeuw v.Chr. in Noord-Italië woonden, richting Rome.  Bij de Slag aan de rivier de Allia werden de Romeinen verslagen en de Galliërs, onder leiding van de Senonen, plunderden Rome. Nadat de Galliërs Rome hadden geplunderd bleven ze nog jarenlang de omgeving van Rome plunderen. Deze gebeurtenis creëerde een collectief trauma dat de Romeinen zich zouden blijven herinneren. 

De militaire en politieke opkomst van Rome

Rond 300-400 v.Chr. breidde Rome zijn invloed uit, met name na de oorlogen tegen de Samnieten en andere Italiaanse volkeren. Rome werd de dominante macht in Italië, maar had nog geen conflicten met de grote machten van de Middellandse Zee, zoals Carthago en de Griekse koninkrijken.

De oorlogen met Pyrrhus van Epirus

In 280 v.Chr. vroeg de stad Tarentum, na een conflict met Rome, hulp aan Pyrrhus, koning van Epirus. Pyrrhus, een nazaat van Alexander de Grote, arriveerde met een leger van 25.500 man en 20 olifanten. Hij won enkele belangrijke overwinningen, maar de Romeinen konden zich snel herstellen. Bij de Slag bij Asculum in 279 v.Chr. boekte Pyrrhus een dure overwinning. Hij zou later zeggen: "Als we nog een slag winnen, zullen we volledig verwoest zijn." Uiteindelijk trok hij zich terug uit Italië na verdere verliezen bij de Slag bij Beneventum in 275 v.Chr.

De Punische Oorlogen

Tijdens de Tweede Punische Oorlog (218-201 v.Chr.) trok Hannibal met zijn leger over de Alpen en behaalde grote overwinningen, zoals bij de Slag bij Cannae. Ondanks deze successen herstelde Rome zich en versloeg Carthago uiteindelijk bij de Slag bij Zama (202 v.Chr.). Scipio Africanus, met steun van de Numidiërs, bracht Rome de overwinning. Dit maakte Rome tot de dominante macht in het westelijke Middellandse Zeegebied.

Hervormingen en interne conflicten

In de 2e eeuw v.Chr. probeerden Tiberius en Gaius Gracchus sociale hervormingen door te voeren, zoals landhervormingen en burgerrechten voor Italiaanse bondgenoten. Beide broers werden echter door politieke tegenstanders gedood. Tegelijkertijd breidde Rome zijn gebied uit, zoals met de oprichting van Gallia Narbonensis in 121 v.Chr.

De Sociale Oorlog

De vraag om burgerrechten leidde tot de Sociale Oorlog (91-88 v.Chr.), waarin Rome tegen zijn Italiaanse bondgenoten vocht. Na een zware strijd kregen de bondgenoten het Romeinse burgerschap. Dit bracht meer stabiliteit, maar interne politieke spanningen bleven groeien.

Sulla en de burgeroorlogen

De strijd tussen L. Cornelius Sulla en Gaius Marius escaleerde tot burgeroorlog. Sulla vestigde zichzelf als dictator in 82 v.Chr. en versterkte de macht van de senaat met hervormingen. Na zijn aftreden in 79 v.Chr. bleef Rome verdeeld, wat het politieke systeem verder onder druk zette.

Julius Caesar en de val van de Republiek

In 49 v.Chr. koos Julius Caesar voor een burgeroorlog tegen Pompeius. Na zijn overwinning werd Caesar dictator en voerde hij ingrijpende hervormingen door. Zijn tegenstanders vreesden voor een absolute heerschappij, wat leidde tot zijn moord in 44 v.Chr. Dit bracht geen herstel van de Republiek, maar meer chaos.

Het Tweede Triumviraat

Na de moord op Caesar vormden Marcus Antonius, Octavianus en Lepidus het Tweede Triumviraat. Ze versloegen Caesar’s moordenaars bij Philippi (42 v.Chr.), maar spanningen tussen Antonius en Octavianus zorgden voor nieuwe conflicten. In 31 v.Chr. versloeg Octavianus Antonius en Cleopatra tijdens de Slag bij Actium.

De opkomst van Keizer Augustus

Na Actium werd Octavianus de enige heerser van Rome. In 27 v.Chr. kreeg hij de titel Augustus en werd hij de eerste keizer, waarmee de overgang van de Republiek naar het Keizerrijk werd voltooid.

Het Romeinse rechtssysteem

Het Romeinse rechtsysteem had een sterk Indo-Europees karakter. De samenleving was gebaseerd op eed gebonden wederkerigheid waarbij de rechters de voornaamste taak hadden om de kosmische orde te handhaven en zodoende wraakacties en vetes te vermijden. 

In Rome hadden magistraat-ambtenaren veel macht, vooral degenen met imperium, zoals de consuls, praetors en censores. Magistraat-ambtenaren konden ook publieke orde handhaven door straf op misdrijven op te leggen. Het rechtssysteem kende de "provocatio", een vroege vorm van rechtsbescherming, die burgers in Rome beschermde tegen onterecht ingrijpen door magistraat-ambtenaren.

In tijden van crisis kon een dictator worden aangesteld om tijdelijke absolute macht uit te oefenen. Het ambt duurde meestal zes maanden, waarna de normale regering weer werd hersteld.

De censores waren magistraat-ambtenaren die verantwoordelijk waren voor de volkstelling en het toezicht op de openbare moraal. Hun beslissingen konden alleen door een andere censor worden teruggedraaid.

Het leger en de legioenen

Het Romeinse leger evolueerde door de tijd heen. In 107 v.Chr. werd het leger toegankelijk voor alle burgers (met burgerrechten), ongeacht hun sociale klasse. De legioenen bestonden voornamelijk uit zware infanterie, en de legercommandanten kwamen nog altijd uit de aristocratie. In de late Republiek was het leger een beroepsleger, waarbij soldaten een vast salaris ontvingen.

Hoewel Rome grote legers had, was het leger zwak in cavalerie, vooral tegenover de snelle cavalerie van de oosterse vijanden. Rome probeerde dit probleem op te lossen door de marine te versterken, vooral voor de invasies van Caesar en Pompeius.

De samenleving

In de Romeinse samenleving was de pater familias, de oudste man in een familie, degene die het gezag had over het gezin en het vermogen. Burgerschap gaf rechten, maar kon ook verlies van sociale status betekenen als men zich niet aan de Romeinse moraal hield. Slaven maakten een belangrijk deel uit van de samenleving. Sommige slaven werden vrijgelaten, maar ze bleven vaak een lagere status behouden dan andere burgers. De Romeinen hadden een systeem van patronage, waarin rijke en invloedrijke mensen bescherming boden aan minder rijke burgers in ruil voor loyaliteit. 

Huwelijk en familie

Burgers werden geacht te trouwen en zoveel mogelijk kinderen te krijgen om de familie te versterken. Huwelijken waren vaak politieke instrumenten om invloed te vergroten. Patriciërs trouwden via een formele huwelijksritueel dat de vrouw onder de controle van haar man stelde. Gewone burgers hadden meer vrijheid in hun huwelijken, die niet altijd de controle van de man over de vrouw vereisten.

Het leger en de stad Rome in de Romeinse Republiek

In de Romeinse Republiek was de militaire macht van groot belang. Voor elke campagne of slag namen Romeinse commandanten auspiciën (goddelijke voorspellingen) om te weten of de goden hen gunstig gezind waren. Succes in de strijd werd gezien als een combinatie van persoonlijke deugd (virtus) en de wil van de goden. Generaals die triomfeerden, kleedden zich als Jupiter Capitolinus en brachten hun lauweren voor zijn voeten. Het niet naleven van religieuze rituelen of het ontbreken van deugd leidde vaak tot militaire nederlagen. Soldaten die verslagen werden, moesten hun leven nemen in plaats van gevangen genomen te worden. Deugdvolle offers, zoals die van de Decii Mures, waarin soldaten hun leven gaven voor een overwinning, werden als het hoogste goed beschouwd.

De stad Rome

Het leven in de Romeinse Republiek draaide om de stad Rome, waar de belangrijkste politieke, administratieve en religieuze instellingen zich bevonden. Rome breidde zich snel uit buiten de oorspronkelijke grenzen en de eerste stadsmuren. In 312 v.Chr. werd het eerste aquaduct gebouwd, wat de stad voorzag van schoon water. Het bouwen van aquaducten leidde tot de verspreiding van openbare baden (thermae), die een centrale rol in de Romeinse cultuur speelden. Rome had ook verschillende theaters, sportscholen en tal van tavernes en bordelen. Wonen was duur, en veel gewone burgers en vrijgelatenen woonden in appartementenblokken (insulae), terwijl de rijken grote huizen hadden met een open atrium voor ontmoetingen en het tonen van rijkdom.

Romeinse steden hadden vaak een forum en tempels. Veel landgoederen werden beheerd door managers, terwijl de eigenaren in de stad verbleven.

Opleiding en kunst

De Romeinen namen veel educatieve gewoonten over van de Grieken. Jongens kregen fysieke training en werden voorbereid op een militaire carrière, terwijl meisjes thuis onderwijs kregen in weven en spinnen. Formele scholing begon rond de leeftijd van zes en duurde tot de vroege tienerjaren, met een focus op lezen, schrijven en rekenen. Goede retoriek en kennis van de Latijnse taal waren essentieel voor een politieke of juridische carrière.

In de 3e eeuw v.Chr. werd Griekse kunst populair in Rome, en veel Romeinse huizen werden versierd met Griekse landschappen. De Romeinen ontwikkelden hun architectuur verder, gebruikmakend van bogen en gewelven, wat hen in staat stelde indrukwekkende openbare werken te bouwen.

Literatuur en filosofie

Romeinse literatuur werd sterk beïnvloed door Griekse schrijvers. Bekende toneelschrijvers zoals Plautus en Terentius schreven komedies en tragedies, en de eerste Romeinse epische gedichten werden geschreven door Naevius en Ennius. Cicero, een politicus en filosoof, was een van de belangrijkste literaire figuren uit de late Republiek. Zijn werken over filosofie en oratoria hadden een grote invloed op zowel zijn tijdgenoten als latere generaties.

Opgeslagen in de blog: Blog & lookbook

  • auteur: Patrick
Wees de eerste om te reageren:

Laat een reactie achter

*Verplichte velden