Introductie: Romeinse koningstijd

Introductie: Romeinse koningstijd

In deze blog nemen we je mee naar de vroege geschiedenis van Rome. We ontdekken hoe een verzameling kleine dorpjes aan de oevers van de rivier de Tiber uitgroeide tot een koninkrijk. Daarnaast verdiepen we ons in de beroemde Romeinse stichtingsmythe en onderzoeken we wat deze mythe ons vertelt over de cultuur en identiteit van Rome.

De stichtingsmythe van Rome

De Romeinse stichtingsmythe biedt weinig historische context, maar geeft waardevol inzicht in het zelfbeeld van de Romeinen. In deze mythe komen belangrijke maatschappelijke normen van Rome naar voren. Ook vertoont de mythe veel overeenkomsten met het Proto-Indo-Europese scheppingsverhaal.

Volgens de Romeinen was hun stad gesticht door een eponieme stichter op een specifiek moment, al waren er verschillende meningen over wanneer dit precies gebeurde. De vroegste datums plaatsen de stichting rond 1100 v.Chr., gebaseerd op de overtuiging dat Romulus de kleinzoon van Aeneas van Troje was. Dit bracht de stichting van Rome dicht bij de val van Troje, die volgens de Griekse geleerde Eratosthenes rond 1184 v.Chr. plaatsvond. Deze datums werden al in 400 v.Chr. genoemd, maar later werd Romulus via een lijn van Albanese koningen gekoppeld aan Aeneas en de tijd van de Trojaanse Oorlog. Moderne wetenschappers beschouwen deze connecties echter als onwaar. Pogingen in de oudheid om de stichting van de stad te dateren, waren gebaseerd op de duur van de Romeinse republiek, door het aantal consuls te tellen en daar een geschatte koninklijke periode van af te trekken.

Tegen de tijd van de late republiek werd de stichting van Rome sterk verbonden met de Parilia: een  traditioneel herdersfeest, dat elk jaar op 21 april werd gevierd. Dit feest had oorspronkelijk te maken met de zuivering van herders en schapen in het platteland rondom Rome, maar het werd al snel geassocieerd met de stichtingsmythe van Rome. In 121 n.Chr. werd het zelfs omgevormd tot de urbane Romaea. De link met Romulus kan zijn ontstaan door de zogenaamde pleegouders van de tweelingen, Faustulus en Acca Larentia, die hen als herders opvoedden.

De Sabijnse Vrouwenroof

Een belangrijk onderdeel van de stichting van Rome is het verhaal van de roof van de Sabijnse vrouwen. Nadat pogingen om vrouwen uit naburige nederzettingen via diplomatie te verkrijgen mislukten, gebruikte Romulus de religieuze viering van de Consualia om de vrouwen van de Sabijnen te ontvoeren. Volgens de historicus Livius kwam er oorlog toen de Sabijnen een leger bijeen brachten om hun vrouwen terug te eisen. Tijdens de Slag bij de Lacus Curtius dwongen de vrouwen de strijdende groepen tot vrede, waarna de Sabijnse koning Titus Tatius als medeheerser met Romulus werd geïnstalleerd.

Sommige moderne wetenschappers hebben gesuggereerd dat deze vrouwenroof een echo is van oude gebruiken, waarin Proto-Indo-Europese oorlogsbendes (de Koryos) vee en mogelijk ook vrouwen stalen. Hoewel de omstandigheden hiervan speculatief zijn, wijst DNA-onderzoek uit dat de mannelijke steppenherders kinderen kregen met Neolithische vrouwen. De Capitolijnse Wolf, die waarschijnlijk uit 600 v.Chr. stamt, wordt gezien als een Proto-Indo-Europese uiting. Dit dier, dat zowel gevaarlijk voor kuddes was als respect afdwong bij de krijgsklasse, lijkt een symbolische connectie te hebben met de cultuur van de Koryos.

Tegen 300 v.Chr. werd het verhaal van Romulus en Remus algemeen geaccepteerd door de Romeinen. Het werd afgebeeld op enkele van Rome’s eerste zilveren munten in 269 v.Chr.

Andere mythen over de stichting van Rome

Tegen de tijd van de Pyrrhische Oorlog (280–275 v.Chr.) waren er maar liefst zestig verschillende mythen over de stichting van Rome in omloop, vooral in de Griekse wereld. De meeste verhalen gaven de oprichting van de stad een eponieme stichter, vaak "Rhomos" of "Rhome" in plaats van Romulus. Eén mythe vertelt dat Romos, de zoon van Odysseus en Circe, de stad Rome zou hebben gesticht.

De historicus Martin P. Nilsson speculeerde dat dit oudere verhaal problematisch werd toen Rome machtiger werd en de spanningen met de Grieken toenamen. Het idee om af te stammen van de Grieken werd steeds minder aantrekkelijk. Daarom omarmden de Romeinen uiteindelijk de mythe van een Trojaanse oorsprong. Nilsson vermoedt dat de naam "Romos" door sommige Romeinen werd aangepast naar "Romulus", een naam die beter paste bij de Romeinse identiteit. 

De genealogieën in deze verhalen verschilden sterk. In één versie was Romus een zoon van Zeus, die Rome zou hebben gesticht. De schrijver Callias stelde zelfs dat Romulus afstamde van Latinus en een vrouw genaamd Roma, die de dochter was van Aeneas. Andere verhalen gaven Romulus en Romus de rol van zonen van Aeneas die niet alleen Rome, maar ook Capua zouden hebben gesticht.

Het archeologisch ontstaan van Rome

Tegen de 8e - 7e eeuw v.Chr. ontstonden vier belangrijke nederzettingen in het gebied dat later Rome zou worden. Deze kernen bevonden zich op de Palatijn, de Capitool, de Quirinaal en de Viminaal, evenals op de Caelius, de Oppius en de Velia-heuvels. Hoewel sommige oude verhalen een verband leggen tussen de Quirinaalheuvel en de Sabijnen, is hier geen archeologisch bewijs voor gevonden. Op de Palatijnse heuvel zijn archeologische sporen gevonden die teruggaan tot 900 v.Chr. De ontwikkeling van dit gebied versnelde in de vroege tot midden 8e eeuw v.Chr. Dit markeert het begin van een nieuwe fase in de geschiedenis van Rome.

Archeologie van Forum Romanum

In deze periode veranderde het gebied van het latere Forum Romanum. Hier stopten de begrafenissen, en delen van het terrein werden verhard en ingericht als openbare ruimte. Waardoor de verschillende dorpen samen trokken met het forum als centrum. 

Rond 800 v.Chr. werden in het comitium (een centraal plein voor politieke bijeenkomsten) votiefgaven gevonden, wat wijst op een gezamenlijke ‘religieuze’ cultus. In de Romeinse cultuur werd net als bij andere Proto-Indo-Europese volkeren geen onderscheid gemaakt tussen religie en politiek heerschappij. Het politiek en religieus centrum wordt het pomerium genoemd. Er verschenen er publieke gebouwen, waaronder de domus publica, de officiële residentie van de pontifex maximus (de hoogste priester). Men schat dat deze tussen 750 en 700 v.Chr. werd gebouwd.

Religieuze activiteiten begonnen in deze tijd ook op de Capitolijnse heuvel, mogelijk verbonden aan de oude cultus van Jupiter Feretrius. Verder wijzen vondsten, zoals geïmporteerd Grieks aardewerk uit Euboea en Korinthe, op de contacten van Rome buiten Latium.

Het pomerium 

Het pomerium, de heilige grens van Rome, was een heilig gebied waar geweld en wapens verboden waren. Alleen de belangrijkste goden werden hier vereerd. Niet-burgers mochten het pomerium niet betreden, zelfs niet koningin Cleopatra tijdens haar bezoek aan Rome. Volgens Indo-Europese tradities moest men gewassen en netjes gekleed zijn om het pomerium in te mogen, als teken van reinheid. Schoonheid symboliseert kosmische orde, terwijl vuilheid chaos vertegenwoordigt.

De oorsprong van het pomerium gaat terug naar de Etrusken en de Indo-Europese nomadenvolkeren, die een stuk grond afbakenen voor rituelen. Romulus zou volgens de mythe de eerste ploeg door het pomerium hebben getrokken. Dit ritueel heeft waarschijnlijk zijn oorsprong in de Neolithische boeren, die het land toeëigenen. Het woord "urban" komt van het Proto-Indo-Europese woord voor ploeg. De datum van deze afbakening, 21 april, werd later gevierd als de verjaardag van Rome en bleef een belangrijk ritueel bij de stichting van nieuwe steden.

Het pomerium was geen ommuurd gebied, maar een juridisch en religieus gedefinieerd gebied, gemarkeerd door cippi (stenen palen). Het omvatte niet het volledige stadgebied of de Zeven Heuvels. Belangrijke gebouwen, zoals de Curia Hostilia en de put van het Comitium in het Forum Romanum, lagen binnen het pomerium, terwijl de Tempel van Bellona zich erbuiten bevond.

Magistraten met imperium hadden beperkte macht binnen het pomerium. Ze konden een burger slaan, maar niet ter dood veroordelen. Alleen een dictator mocht de bijlen in zijn fasces dragen binnen het pomerium. Het was ook verboden om doden binnen het pomerium te begraven, al kreeg Julius Caesar vooraf het recht op een graf daar. Zijn as werd echter uiteindelijk in zijn familiegraf geplaatst. De as van keizer Trajanus werd na zijn dood in 117 na Chr. echter wel in het pomerium bijgezet, bij zijn zuil.

Generaals en provinciale promagistraten mochten het pomerium niet betreden, maar bij een triomfceremonie was er een uitzondering. Een generaal mocht de stad betreden voor zijn triomf, maar hij moest met zijn soldaten buiten het pomerium wachten. Soldaten verloren hun militaire status bij het betreden van het pomerium en moesten burgerkleding dragen tijdens de triomftocht.

Het Theater van Pompeius, waar Julius Caesar werd vermoord, lag buiten het pomerium. Senatoren die het pomerium niet mochten betreden, konden daar vergaderen. Wapens waren ook verboden binnen het pomerium. De Praetoriaanse Garde mocht alleen in burgerkleding naar binnen, maar het was mogelijk om wapens, zoals dolken, binnen te smokkelen. De moord op Julius Caesar vond buiten het pomerium plaats, zodat de samenzweerders niet aangeklaagd konden worden voor heiligschennis.

De eerste stadsmuur

Rond 800 v.Chr. werd de eerste stadsmuur op de Palatijn gebouwd. Resten van poorten, straten en hutten in de buurt van deze muur suggereren dat Rome op dat moment een duidelijk afgebakende nederzetting was. Bovendien wijzen deze vondsten op een meer geavanceerde sociale en politieke organisatie. Het gebruik van het Forum als gemeenschappelijke ruimte toont aan dat er sprake was van toenemende centralisatie en samenwerking tussen de verschillende gemeenschappen.

Van clans naar stadstaat

Net als andere Villanovaanse proto-stedelijke centra was het vroege Rome waarschijnlijk georganiseerd rondom clans die hun eigen gebieden beheerden. Tegen het einde van 800 v.Chr. leken deze groepen te hebben samengewerkt in een confederatie. De ontwikkeling van stadstaten was vermoedelijk een Griekse innovatie die zich tussen 850 en 750 v.Chr. over het Middellandse Zeegebied verspreidde.

Vroege votiefoffers op de Capitolijn en Quirinaal in 700 v.Chr. wijzen op een stad met monumentale architectuur en publieke religieuze heiligdommen. Rond 600 v.Chr. was het proces van synoikismos (het samenbrengen van gemeenschappen tot een stad) voltooid. Rome was nu een eenheid, met een centraal forum, monumentale openbare gebouwen en burgerlijke structuren. Deze periode markeert de geboorte van de stad zoals wij die kennen.

De Romeinse volkstelling en de hervorming van het leger

Volgens de historicus Livius voerde koning Servius Tullius een volkstelling uit onder alle burgers van Rome. Deze volkstelling had niet alleen een administratieve functie, maar vormde ook de basis voor een hervorming van het leger. Tullius gebruikte de resultaten van de volkstelling om een militaire structuur te ontwikkelen die nauw verbonden was met de sociale indeling van de samenleving. In die tijd werd militaire dienst beschouwd als een burgerlijke plicht en een manier om sociale status te verwerven.

Toch moet worden opgemerkt dat de sociale klassen niet door de volkstelling werden gecreëerd, maar eerder werden gekwalificeerd en verfijnd. Het is daarom juister om te zeggen dat het leger tijdens deze periode een lichte herstructurering onderging, in plaats van een radicale hervorming. Voor de hervormingen bestond de infanterie uit twee groepen: de classis, bestaande uit rijke burgers, en de infra classem, de armere burgers. De armere groep was uitgesloten van de reguliere gevechtslinies vanwege hun inferieure uitrusting.

Tijdens de hervormingen werd deze eenvoudige tweedeling verder gespecificeerd. Het leger bestond voortaan uit verschillende soorten troepen, ingedeeld op basis van de sociale klasse van burgers met eigendom, gezamenlijk bekend als de adsidui. Deze indeling liep van de armste burgers in de "vijfde klasse" tot de rijksten in de "eerste klasse," met de ruiters (equestrians) daarboven. Voor al deze groepen was militaire dienst verplicht.

In die tijd werd de militaire dienst echter niet als een last gezien, maar als een nobele plicht tegenover de staat. Dit stond in contrast met latere periodes in het Romeinse Rijk, waarin militaire dienst steeds meer als onwelkome en zware last werd beschouwd. Er zijn bijvoorbeeld verslagen van Romeinen in de late oudheid die zichzelf verminkten om vrijstelling van militaire dienst te krijgen. Zulke weerstand tegen militaire dienst lijkt in het vroege Rome echter afwezig te zijn geweest.

Er zijn verschillende verklaringen voor deze bereidheid om te dienen. Het kan te maken hebben met het feit dat mannen vochten om hun eigen huizen te beschermen, of, zoals latere Romeinse schrijvers suggereerden, dat de oude Romeinen een grotere krijgshaftige geest bezaten. Wat kan wijzen op de individuele prestatiecultuur die ze van hun voorouders hebben overgeërfd. Ook speelde het toe-eigenen van oorlogsbuit mogelijk een belangrijke rol. 

De sociale klassen en hun rol in het Romeinse leger

Het Romeinse leger van de vroege republiek was nauw verbonden met de sociale structuur van de samenleving. De rijkste burgers vormden de hoogste sociale klasse en dienden in de cavalerie-eenheden, bekend als de equites. Zij waren zwaar bewapend en reden op paarden, wat hen een elitepositie gaf binnen het leger.

De tweede klasse diende als zware infanterie. Zij waren uitgerust met zwaarden en lange speren, vergelijkbaar met de Griekse hoplieten, en stonden in de eerste linie van de slagorde. Deze soldaten droegen een borstharnas en een rond schild, waardoor zij goed beschermd waren tegen aanvallen.

De tweede klasse had een vergelijkbare bewapening als de eerste, maar droeg geen borstharnas en gebruikte een langwerpig schild in plaats van een rond schild. Zij stonden direct achter de eerste linie in de slagorde. De derde en vierde klassen waren lichter bewapend. Zij droegen een stootspeer en werpsperen (javelins) en stonden respectievelijk achter de tweede linie, waar zij ondersteuning boden met werpsperen.

De armste burgers met eigendom vormden de vijfde klasse. Zij waren vaak te arm om volledige bewapening te bekostigen en waren daarom bewapend als lichte troepen, zoals slingeraars met stenen. Hun taak was om als scherm voor het hoofdleger te dienen. Zij beschermden het leger tijdens de opmars en verhulden de bewegingen van de troepen.

De proletarii en hun beperkte rol

Mannen zonder eigendom, die daardoor niet tot de sociale klassen van de adsidui behoorden, waren vrijgesteld van militaire dienst omdat zij te arm waren om zich wapens te kunnen veroorloven. Deze groep, bekend als de proletarii, werd echter in tijden van grote nood alsnog ingezet. Hun militaire waarde was waarschijnlijk beperkt door hun gebrek aan uitrusting en training.

De Koningstijd van Rome

De Koningstijd van Rome markeert de vroegste periode in de geschiedenis van de stad. In deze tijd, die volgens de overlevering begon in 753 v.Chr., werd Rome geregeerd door koningen. De stad werd gesticht op de Palatijnse heuvel, strategisch gelegen langs de rivier de Tiber in Midden-Italië.

De koningen speelden een cruciale rol in de vroege ontwikkeling van Rome. Ze richtten niet alleen de stad zelf op, maar legden ook de basis voor haar politieke, militaire en religieuze instellingen. Elke koning voegde iets toe aan de groeiende stad: van de oprichting van heilige tradities tot de bouw van infrastructuur zoals tempels en muren.

De monarchie kwam tot een einde rond 509 v.Chr., toen de laatste koning, Lucius Tarquinius Superbus, werd afgezet. Dit markeerde het begin van de Romeinse Republiek, een nieuw politiek systeem waarin macht werd gedeeld tussen magistraten en de senaat. Met de overgang van monarchie naar republiek begon Rome aan een nieuwe fase van expansie en politieke innovatie die haar tot een dominante macht in de regio zou maken.

Onzekere geschiedenis

Er is weinig zekerheid over de gebeurtenissen tijdens de koningstijd, omdat er geen geschreven bronnen of inscripties uit die periode zijn overgeleverd. De verhalen die ons bereikt hebben, stammen uit latere tijden, zoals de Republiek en het Keizerrijk, en zijn grotendeels gebaseerd op mondelinge overlevering.

De zeven koningen van Rome

De traditionele Romeinse geschiedenis, zoals verteld door auteurs als Livius, Plutarchus en Dionysius van Halicarnassus, beschrijft hoe Rome tijdens de koningstijd werd geregeerd door een reeks van zeven koningen. Volgens de chronologie van Varro en Fabius Pictor duurde hun gezamenlijke heerschappij 243 jaar, met een gemiddelde regeerperiode van bijna 35 jaar per koning.

Moderne historici betwisten echter deze traditionele indeling. Veel van Rome’s vroege geschiedschrijving werd vernietigd toen de stad in 390 v.Chr. door de Galliërs werd geplunderd na de Slag bij de Allia. Wat daarna overbleef, ging uiteindelijk verloren door verwering of diefstal. Hierdoor zijn de overleveringen over de koningen sterk afhankelijk van latere bronnen en moeten ze kritisch worden bekeken.

De koningen van Rome: regering en tradities

De koning vervulde de rol van Manu in het Proto-Indo-Europese scheppingsverhaal. Hij was de eerste priester en bewaker van de kosmische orde. De taak van de Romeinse koning was enerzijds als opperbevelhebber van de krijgsklasse. Anderzijds vervulde hij de taak van hoge rechter en opperpriester. Ook de koning zijn macht was beperkt. Hij was gebonden aan de kosmische afspraken van wederkerigheid. Vanuit dit oogpunt kan de Romeinse samenleving als Dharmatische worden gezien. 

Het verhaal van Romulus en Remus vormt de Romeinse variant van het Indo-Europese scheppingsverhaal. Romulus bekleedt daarin de rol van Manu, net als Odin dit doet in de Oudnoorse traditie. Na Romulus, werden de Romeinse koningen gekozen door het volk van Rome dat uit verschillende klassen bestond. Deze koningen regeerden voor het leven en vertrouwden niet op militaire macht om hun troon te verkrijgen of te behouden. Slechts één koning brak met deze traditie: Lucius Tarquinius Superbus, de laatste koning van Rome. Volgens de overlevering greep hij de macht door zijn voorganger te verdrijven en regeerde hij als een negatieve tiran.


De overlevering van Romulus en de Sabijnen

Na de stichting van Rome had Romulus te maken met een ernstig tekort aan vrouwen. Tijdens een feest werden tussen de 30 en 683 Sabijnse vrouwen gevangengenomen. Toen Romulus weigerde de vrouwen terug te geven, brak er oorlog uit. De Sabijnen deden drie mislukte pogingen om Rome aan te vallen, maar de vrouwen stopten de strijd tijdens de Slag bij het Lacus Curtius. Dit leidde tot verzoening en de oprichting van een gezamenlijk koninkrijk onder Romulus en koning Titus Tatius.

Het Bewind van Romulus

Romulus voerde naast de oorlog met de Sabijnen ook oorlogen tegen steden zoals de Fidenates en de Veientes. Na 37 jaar regeerperiode verdween hij op 54-jarige leeftijd op mysterieuze wijze tijdens een militaire inspectie op het Campus Martius. Volgens de legende werd hij door een wervelwind naar de Olympus meegenomen en vergoddelijkt als Quirinus, een belangrijke god van Rome. Oorspronkelijk werd dit geaccepteerd, maar later gingen geruchten rond dat Romulus door de patriciërs was vermoord. Deze geruchten verdwenen na een visioen waarin Romulus verklaarde dat hij nu de god Quirinus was.

Numa Pompilius: de tweede koning

Na de dood van Romulus volgde een interregnum van een jaar, waarbij tien senatoren om de beurt als tijdelijke heersers fungeerden. Onder druk van het volk koos de Senaat Numa Pompilius, een Sabijn, als opvolger vanwege zijn rechtvaardigheid en vroomheid. Numa's 43-jarige regeerperiode stond in het teken van vrede en religieuze hervormingen, zoals de oprichting van de tempel voor Janus, het sluiten van de deuren als teken van vrede, en de oprichting van de Vestaalse Maagden, de Salii en flamines.

De Romeinse Senaat had grote macht, gebaseerd op prestige en respect. Hoewel het senatus consulta (decreten) officieel "advies" waren, volgden magistraat deze vaak. Naarmate het rijk groeide, werd de Senaat steeds invloedrijker, met controle over de staatshuishouding, buitenlandse zaken, militaire inzet en religieuze autoriteit. In de 2e eeuw v.Chr. verloor de Senaat echter steeds meer invloed, vooral na de dood van Gaius Gracchus in 121 v.Chr. Hierdoor kreeg de Senaat het recht om een senatus consultum ultimum uit te vaardigen, wat magistraat de bevoegdheid gaf om alles te doen wat nodig was om de staat te beschermen, ongeacht de legaliteit.

Senatoren werden meestal benoemd door de censoren, die ook nieuwe magistraat selecteerden. Hoewel status niet erfelijk was, hadden de zonen van voormalige magistraat vaak meer kans om verkozen te worden. In tijden van crisis werd een dictator aangesteld om senatoren te benoemen. Tegen het einde van de Republiek namen mannen zoals Julius Caesar deze macht voor zichzelf.

Romeinse burgers met volledige rechten, de optimo iure, hadden juridische privileges zoals het recht om te stemmen, te trouwen, en ambten te bekleden. Burgers verzamelden zich in verschillende vergaderingen zoals de Comitia Centuriata, die magistraat met imperium koos, oorlog verklaarde, en rechtszaken behandelde. Het was de hoogste rechtsinstantie voor bepaalde juridische zaken.

De verkiezing van de koningen

Wanneer een koning van Rome stierf, trad de stad in een periode van interregnum. In deze tussenperiode lag de hoogste macht van de staat bij de Senaat, die verantwoordelijk was voor het vinden van een nieuwe koning.

Het interregnum en de interrex

Tijdens het interregnum benoemde de Senaat een interrex, een tijdelijke bestuurder, voor een termijn van vijf dagen om een nieuwe koning voor te dragen. Als er geen geschikte kandidaat was, werd een andere senator gekozen voor een nieuwe termijn. Zodra een kandidaat werd gevonden, werd deze beoordeeld door de Senaat. Bij goedkeuring werd de kandidaat voorgelegd aan de Curiate Vergadering, waar de verkiezing van de nieuwe koning werd geleid door de interrex.

De rol van het volk

In de Curiate Vergadering konden de burgers van Rome de voorgestelde koning aanvaarden of afwijzen. Als de kandidaat werd aanvaard, was hij echter nog niet direct koning. Er moesten nog twee handelingen plaatsvinden voordat hij volledig de koninklijke autoriteit en macht kreeg.

De laatste stappen naar het koningschap

Na zijn verkiezing moest een koning in Rome nog twee essentiële stappen doorlopen om volledig in zijn ambt bevestigd te worden.

Goddelijke goedkeuring

Allereerst was het noodzakelijk om de goedkeuring van de goden te verkrijgen voor zijn aanstelling. Dit werd gedaan door middel van een augurale ceremonie. Een augur, een priester gespecialiseerd in het interpreteren van voortekens, begeleidde de koning-elect naar de citadel. Daar werd de toekomstige koning op een stenen zetel geplaatst, terwijl het volk beneden wachtte. Als de voortekens gunstig waren, kondigde de augur aan dat de goden de nieuwe koning hadden goedgekeurd, waarmee zijn priesterlijke rol werd bevestigd.

Overdracht van het imperium

De tweede stap was het verkrijgen van het imperium, de hoogste macht die aan de koning toekwam. Hoewel de stemming van de Curiate Vergadering de nieuwe koning had gekozen, verleende deze stemming hem niet automatisch de bijbehorende bevoegdheden. De koning moest daarom zelf een wet voorstellen aan de Curiate Vergadering om hem het imperium toe te kennen. Pas na een positieve stemming in de vergadering kreeg de koning volledige koninklijke macht.

Beperkingen van de koninklijke macht

Hoewel de koning aanzienlijke macht had, waren er enkele beperkingen. Hij kon advies inwinnen bij de Senaat, maar was niet verplicht dit op te volgen. Het enige belangrijke besluit waarvoor hij de goedkeuring van de Senaat en de Curiate Vergadering nodig had, was het verklaren van oorlog tegen een andere natie.

Deze balans tussen macht en consultatie weerspiegelde het vroege streven naar politieke structuur en samenwerking in het groeiende Rome, ondanks de absolute macht die de koningen doorgaans genoten.

De koning als opperrechter

De koning van Rome had het imperium, wat hem zowel militaire macht gaf als de bevoegdheid om recht te spreken. Hij fungeerde als opperrechter van Rome en had het laatste woord in alle juridische zaken, zowel civiel als strafrechtelijk. Hoewel hij pontifices (priester-rechters) kon aanwijzen om minder belangrijke zaken te behandelen, bleef hij de hoogste autoriteit in alle rechtszaken. Dit maakte de koning het middelpunt van gezag in tijden van zowel oorlog als vrede.

Beroep op het besluit van de koning

Sommige schrijvers stellen dat er geen mogelijkheid tot beroep was tegen de uitspraken van de koning. Anderen geloven echter dat een patriciër tijdens een vergadering van de Curiate Vergadering een verzoek tot beroep kon indienen. 

Hulp bij rechtszaken

De koning werd bijgestaan door een raad die hem adviseerde tijdens rechtszaken. Deze raad had echter geen zeggenschap over zijn beslissingen; de koning bleef de ultieme beslisser. Verder stelde de koning twee quaestores parricidi (misdaaddetectives) aan om misdaden te onderzoeken, en hij benoemde een speciale rechtbank van twee rechters (duumviri perduellionis) om zaken van hoogverraad te behandelen.

Tarquinius Superbus en de rechtspraak

Volgens de geschiedschrijver Livy hanteerde Lucius Tarquinius Superbus, de zevende en laatste koning van Rome, een angstwekkende stijl van rechtspraak. Hij behandelde strafzaken, waaronder doodvonnissen, zonder het advies van zijn raad. Dit zaaide angst onder degenen die zijn gezag wilden uitdagen en versterkte zijn reputatie als tiran. Zijn verhaal droeg bij aan de afkeer die de Romeinen later op het koningschap hadden. Het zou in strijd zijn met de dharmatische orde die de Romeinen nastreefden. 

De Senaat tijdens de Koningstijd

Volgens de overlevering werd de Senaat van Rome opgericht door Romulus, de stichter van de stad. Hij koos persoonlijk de meest nobele mannen – welvarende burgers met wettige echtgenotes en kinderen – om te dienen als raad voor de stad. Zo werd de Senaat het adviesorgaan van de koning en functioneerde het als een Raad van State.

Samenstelling van de Senaat

De Senaat bestond uit 300 senatoren, waarbij 100 senatoren elk een van de drie oude stammen van Rome vertegenwoordigden:

Ramnes (Latijnen)

Tities (Sabijnen)

Luceres (Etrusken)

Binnen elke stam werd een senator gekozen uit elk van de tien curiae (onderverdelingen van een stam). Hoewel de koning het exclusieve recht had om de senatoren te benoemen, gebeurde deze selectie volgens oude gebruiken.

Beperkte macht en functies

Tijdens de koningstijd had de Senaat weinig macht. De koning bezat het grootste deel van de politieke macht en kon deze uitoefenen zonder de goedkeuring van de Senaat. De belangrijkste functie van de Senaat was het adviseren van de koning en het coördineren van wetgeving. Wanneer een wetsvoorstel van de koning werd goedgekeurd door de Curiate Vergadering, kon de Senaat het voorstel alsnog goedkeuren of verwerpen als wet.

De koning was volgens traditie verplicht de Senaat om advies te vragen over belangrijke kwesties, maar hij bepaalde zelf welke onderwerpen hij met hen besprak. Ook stond het hem vrij om hun advies te accepteren of te negeren.

Samenroepen van de Senaat

De koning was de enige die de bevoegdheid had om de Senaat bijeen te roepen. De enige uitzondering hierop was tijdens een interregnum, waarin de Senaat zichzelf kon bijeenroepen om een nieuwe koning te kiezen.

Hoewel de Senaat in deze periode vooral een ceremoniële en adviserende rol speelde, vormde het de basis voor de belangrijke politieke instelling die het later in de Republiek zou worden.

Vroeg-Romeinse helmen & zwaarden

https://www.celticwebmerchant.com/nl/griekse-hoplietenhelm.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/deepeeka-corinthische-italische-helm-gebronsd.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/ulfberth-corinthische-helm-type-a.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/griekse-boeotische-helm-messing.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/vroege-corinthische-helm.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/deepeeka-corinthische-helm-met-helmkam.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-iberische-falcata-hannibal.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/bronstijdzwaard.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/hallstatt-antennazwaard.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/griekse-xiphos-sparta.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/griekse-xiphos-campovolano.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/republikeinse-gladius-osuna.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/republikeinse-parazonium.html

 

Opgeslagen in de blog: Blog & lookbook

  • auteur: Patrick
Wees de eerste om te reageren:

Laat een reactie achter

*Verplichte velden