Het Europese neoliticum, of de Nieuwe Steentijd, is de periode tussen de introductie van landbouw en de introductie van bronzen werktuigen.
Het neolithicum begint met de komst van boeren uit Anatolië. Deze verspreidden zich geleidelijk van zuidoost naar noordwest Europa, met een snelheid van ongeveer 1 kilometer per jaar. Dit staat bekend als de neolithische expansie.
De duur van het neolithicum verschilt per regio. In Zuidoost-Europa duurde deze ongeveer 4000 jaar (7000–3000 v.Chr.), terwijl hij in Noordwest-Europa korter was, zo'n 3000 jaar (4500–1700 v.Chr.).
In sommige delen, zoals de Balkan, spreekt men vanaf 5000 v.Chr. van het chalcolithicum of de kopertijd, door de opkomst van koperbewerking en het gebruik van koperen gereedschappen en wapens.
De ontwikkeling van landbouw
De overstap van een bestaan gebaseerd op verzamelen, jagen en vissen naar een bestaan gebaseerd op landbouw was niet onvermijdelijk en ook niet voor zichzelf sprekend. Het proces van deze overstap duurde duizenden jaren en wordt ook wel de neolithische revolutie genoemd.
De zogenaamde Vruchtbare sikkel was waarschijnlijk één van de eerste regio’s waar landbouw is ontwikkeld. Dit gebied strekt zich uit van het huidige Egypte via de Levant tot aan Mesopotamië. Door de rijke bodem en een gematigd klimaat met voldoende regenval, groeide hier een grote diversiteit aan gewassen en waren er veel wilde dieren aanwezig.
Jager-verzamelaars konden zich hier rond 10.000 v.Chr. semi-permanent vestigen, omdat er door het jaar heen voldoende voedsel aanwezig was. Ze konden profiteren van de wilde granen die overvloedig aanwezig waren, zoals eenkoorn, emmertarwe en gerst. Deze gewassen waren gemakkelijk te verzamelen en te bewaren. Over de eeuwen heen leerden mensen deze granen te selecteren en te zaaien, waardoor er langzaamaan gedomesticeerde gewassen ontstonden. Met het zaaien van geselecteerde zaden begonnen gewassen zich te ontwikkelen die beter bestand waren tegen ziekten, een hogere opbrengst hadden, en afhankelijker werden van menselijk ingrijpen, bijvoorbeeld doordat ze minder goed in het wild konden overleven.
Vlak hierna werden de eerste dieren gedomesticeerd. Mensen vingen en hielden wilde dieren waarschijnlijk om hun voedselvoorziening te stabiliseren. Dit was aantrekkelijk omdat deze dieren niet alleen vlees leverden, maar ook andere waardevolle producten zoals melk, huiden, wol en beenderen voor gereedschappen. Het domesticatieproces berustte op het selecteren van dieren met eigenschappen die het makkelijker maakten om ze te houden. Dieren die minder agressief waren, sneller groeiden en zich beter konden aanpassen aan een leven in gevangenschap, werden vaker gehouden en gekweekt. Na verloop van tijd leidde dit tot genetische veranderingen die deze dieren onderscheidden van hun wilde voorouders.
Voorbeelden van vroege domesticatie zijn schapen en geiten, die relatief klein en beheersbaar waren en een breed dieet hadden. Runderen volgden later, omdat ze groter en moeilijker te temmen waren, maar uiteindelijk werden ze waardevol voor zowel voedsel als werk. Varkens, die alleseters zijn en zich snel voortplanten, werden eveneens belangrijk.
Landbouw begon dus in de Vruchtbare Sikkel, maar de jager-verzamelaars in Anatolië namen dit gebruik vrij snel, rond 8200 v.Chr., over. Deze bevolking wordt ook wel Anatolische Neolithische Boeren (ANF) genoemd.
Vanaf circa 7000 v.Chr. migreerde een groep van deze Anatolische boeren naar het gebied rond de Egeïsche zee, en introduceerde landbouw in Europa: deze groep wordt de Vroege Europese Boeren (EEF) genoemd. De komst van landbouw luidde in Europa het neolithicum of de nieuwe steentijd in.
DNA-studies tonen aan dat de landbouw door de zogenoemde Egeïsche Neolithische Boeren naar Europa werd gebracht, met weinig vermenging met de oorspronkelijke jager-verzamelaars die al in Europa leefden. De verspreiding van deze landbouwers naar Groot-Brittannië duurde ongeveer 2500 jaar. Regio's zoals de Baltische staten werden pas later, rond 3500 v.Chr., bereikt.
Neolithische culturen
Hoewel er geen geschreven bronnen van deze periode bestaan, heeft archeologisch onderzoek veel informatie opgeleverd over de oorsprong, organisatie en gebruiken van de neolithische gemeenschappen. DNA-onderzoek heeft inzicht gegeven in migratiepatronen en genetische relaties.
Naast de boerengemeenschappen leefden er ook nog jager-verzamelaars, die sinds het late paleolithicum en het mesolithicum Europa bevolkten. De boeren en jager-verzamelaars leefden over het algemeen langs elkaar heen en zaten elkaar niet in de weg. In een aantal gevallen vond er wel uitwisseling plaats. Zo leerden de mensen van de Swifterbantcultuur (5300-3400 v.Chr.) aardewerk maken, en leerden de jager-verzamelaars op de Pontisch-Kaspische steppe hoe ze kuddes konden domesticeren. Dit waren de voorouders van de Proto-Indo-Europese steppeherders.
Neolithische samenlevingen deelden enkele basiseigenschappen. Ze leefden in kleine gemeenschappen, waren afhankelijk van landbouw, veeteelt en jacht en maakten aardewerk. Gepolijste stenen bijlen waren cruciaal voor het kappen van bossen en het mogelijk maken van landbouw.
Toch ontstonden er ook regionale verschillen. In deze introductie beperken we ons tot de grootste archeologische culturen van deze tijdsperiode.
Een archeologische cultuur wordt gedefinieerd op basis van materiële overblijfselen. Dit is niet hetzelfde als een etnische cultuur, die ook kijkt naar taal, tradities, religie, geschiedenis en sociale structuur. Soms overlapt een archeologische cultuur met een etnische cultuur, maar vaak ook niet.
Bij het bestuderen van de overgang van de ene cultuur naar de andere is het belangrijk om niet te snel te oordelen. In veel gevallen wijzen zulke overgangen eerder op veranderingen in gewoonten of levensstijl dan op het vervangen van een bevolking. Dit vraagt om een genuanceerde en open benadering. Zie dit artikel voor meer informatie over Archeologische en etnische culturen.
Lineaire Bandkeramiek-cultuur
De Lineaire Bandkeramiek-cultuur of Bandkeramische cultuur, vaak afgekort tot LBK-cultuur, was één van de vroegste landbouwculturen van Europa. Deze cultuur bestond tussen ongeveer 5500 v.Chr. en 4400 v.Chr. en wordt gekarakteriseerd door het gebruik van gestreepte, of 'lineaire' versieringen op keramiek.
De LBK-cultuur vestigde zich op vruchtbare lössgrond. Wanneer er teveel mensen in eenzelfde gebied woonden, migreerde een groep naar een volgend stuk lössgrond.
In een periode van slechts 360 jaar verspreidde ze zich over 1.500 kilometer over een groot deel van Midden- en Oost-Europa, van het huidige Duitsland tot Hongarije, delen van Polen en de Baltische staten. Deze migratie was essentieel voor de verspreiding van landbouwpraktijken in Europa en had een diepgaande invloed op de samenleving en de economie van de regio's waar ze zich vestigden.
De boeren specialiseerden zich in het verbouwen van emmertarwe, einkorn, erwten en linzen. Ze verbouwden hennep en vlas voor het maken van touwen en textiel. Ze hielden runderen voor melk en vlees, en soms geiten en varkens. Ze vulden hun dieet aan met de jacht op herten en zwijnen.
De LBK-mensen vestigden zich in dorpen met lange, rechthoekige huizen en hadden een gemeenschappelijk netwerk van handel en culturele uitwisseling. Ze begroeven hun doden in enkele graven, of cremeerden ze.
Cardiaal-impressocultuur
De Cardiaal-impressocultuur ontleent haar naam aan de manier waarop keramiek werd versierd: met schelpen van kokkels en andere Cardiidae werden patronen in de klei gedrukt. Deze unieke decoratietechniek is een kenmerkend element van de cultuur.
In tegenstelling tot de LBK-gemeenschappen, zich vooral via vruchtbare lössgebieden verspreidden, reisden de mensen van de Cardiaal-impressocultuur vanaf circa 6400 v.Chr. over zee. Met katamaranachtige boten vestigden ze zich langs de Adriatische kust en breidden ze zich uit naar Italië, Frankrijk en Spanje. Vanuit de kustgebieden trokken ze verder landinwaarts. Tussen 5000 en 4000 v.Chr. ontwikkelden ze in Noord-Frankrijk de traditie van het oprichten van staande stenen, zoals menhirs en dolmens.
Ze verbouwden graansoorten zoals tarwe en gerst, en ook peulvruchten zoals linzen. Hun veeteelt richtte zich voornamelijk op schapen en geiten, dieren die relatief makkelijk met boten te transporteren waren. Daarnaast hielden ze soms ook runderen en varkens. De jacht bleef echter een belangrijk onderdeel van hun voedselvoorziening; ongeveer 40% van het vlees kwam uit het jagen, vooral op wilde zwijnen.
De invloed van de Cardiale cultuur op het landschap was aanzienlijk. In kerngebieden, zoals delen van Frankrijk en Italië, ontstonden permanent bewoonde dorpen waar intensieve landbouw en veeteelt werden beoefend. Dit leidde tot grootschalige ontbossing. Rond deze centrale zones lagen seizoensgebonden kampen, die door herders en jagers werden gebruikt. Hoewel het landschap duidelijk sporen draagt van hun activiteiten, is er opvallend weinig bekend over de opbouw van hun dorpen en huizen.
In centraal-Frankrijk ontmoetten de Bandkeramische cultuur en de Cardiaal-impressocultuur elkaar. Hier ontstond de Michelsbergcultuur. De mensen van deze cultuur migreerden naar de Britse eilanden en introduceerden daar onder andere de traditie van staande stenen, zoals Stonehenge.
De Trechterbekercultuur
De Trechterbekercultuur (afgekort: TRB-cultuur) was een archeologische cultuur in Noord- en Centraal-Europa van ca 4300 tot 2800 v.Chr.. Dit was een samensmelting tussen verschillende culturen van neolithische boeren en mesolithische jager-verzamelaars.
De cultuur ontstond in Noord-Duitsland en verspreidde zich snel naar Scandinavië en Polen. Mogelijk wakkerde deze verspreiding de migratie van de Michelsbergcultuur naar de Britse eilanden aan.
Tijdens de TRB-cultuur namen de jager-verzamelaars landbouw en veeteelt over. In Nederland borduurde de TRB voort op de Swifterbantcultuur, en bouwde het de Drentse hunebedden. De meeste megalieten uit Noord- en Centraal-Europa werden in deze periode gebouwd.
De mensen hielden schapen, vee, varkens en geiten en daarnaast jaagden ze. Ze verbouwden granen, maar putten de grond hiermee snel uit en moesten daardoor regelmatig verhuizen. In deze periode werd voor het eerst koper gemijnd, en de Trechterbeker-mensen importeerden koperen voorwerpen, met name dolken en bijlen, uit Silesië. Een andere technologische ontwikkeling was de uitvinding van het wiel, dat overigens nog niet in het gehele Trechterbekergebied werd gebruikt.
In het zuiden en oosten werd de TRB-cultuur vervangen door de Kogelamforacultuur (3400-2800 v.Chr.) en de daaropvolgende Touwbekercultuur uit de kopertijd (2900-2450 v.Chr.), en in het westen door de Enkelgrafcultuur (2800-2200 v.Chr.), een lokale variant van de touwbekercultuur.
Neolithische monumenten
Megalithische graven zijn bovengrondse grafkamers gemaakt van grote stenen platen (megalieten) die rechtop staan en bedekt zijn met aarde of kleinere stenen. Ze werden vooral gebouwd tijdens de neolithische periode door landbouwgemeenschappen in Europa, het Middellandse Zeegebied en naburige regio’s. Er zijn verschillende soorten, zoals dolmen, die uit een grote platte steen en staande stenen bestaan en bedekt zijn met een deksteen of aardebrug.
Megalithische graven werden gebruikt als langdurige verblijfplaats voor de doden en laten vaak sporen van rituelen zien, zoals prehistorische kunst en vondsten van aardewerk en botten. Bekende voorbeelden zijn de stalled cairn op Midhowe in Orkney en het passagegraf bij Bryn Celli Ddu op Anglesey.
Sommige structuren bevatten geen menselijke resten, zoals de Court Cairns in Schotland en Noord-Ierland, de Severn-Cotswold graven in Engeland en de Stone Tomb in Oekraïne..
Dolmen
De dolmen of portal tomb bestaat uit twee of meer verticale stenen, waarover een grote deksteen is geplaatst als dak. Veel dolmen bevatten menselijke resten en keramiek, maar het is nog niet zeker of ze vooral werden gebruikt als graven. Men denkt dat de meeste dolmens oorspronkelijk bedekt waren met een wal van aarde.
De vroegste dolmens werden rond 5000 v.Chr. in Frankrijk gebouwd, vanaf daar verspreidde de traditie zich naar Ierland, de Britse eilanden en Scandinavië. In de vroege bronstijd werden ze zelfs in Sardinië, Sicilië en het Italisch schiereiland gebouwd. Dit benadrukt dat deze monumenten ook na de steentijd in gebruik bleven.
Ganggraven
Het tweede meest voorkomende type graf is het ganggraf. Dit is meestal een vierkante, ronde of kruisvormige kamer met een dak van platte stenen of een tongewelf. De kamer is bereikbaar via een lange, rechte gang en de hele structuur is bedekt met een cirkelvormige wal van aarde. Soms wordt het graf ook omringd door een rand van stenen. Bekende voorbeelden zijn de locaties Brú na Bóinne en Carrowmore in Ierland, Maes Howe in Orkney en Gavrinis in Frankrijk.
Allée couverte
Het derde type graf is een diverse groep, die bekendstaat als Allée couverte. Dit zijn kamers die langs een lijn zijn geplaatst onder lange heuvels. De Ierse court tombs, de Britse long barrows en de Duitse Steinkisten behoren tot deze groep.
Menhirs
Staande stenen, of menhirs, werden veel opgericht, er zijn ongeveer 50.000 Europese voorbeelden bekend. Sommige van deze stenen hadden mogelijk een astronomische functi, bijvoorbeeld als markering of om iets te voorspellen. In sommige gebieden zijn er lange en complexe lijnen van deze stenen, waarbij het grootste bekende voorbeeld zich in Carnac, Bretagne, Frankrijk, bevindt.
Steencirkels
In delen van Groot-Brittannië en Ierland is een veelvoorkomend type megalithische bouwstructuur de stenen cirkel, met bekende voorbeelden zoals Stonehenge, Avebury, Ring of Brodgar en Beltany. Ook deze cirkels vertonen aanwijzingen van astronomische uitlijningen, zowel met de zon als de maan. Stonehenge is bijvoorbeeld beroemd om zijn uitlijning met de zonnewende. Er zijn ook steencirkels te vinden in de rest van Europa. De cirkel bij Lough Gur, nabij Limerick in Ierland, komt uit de Klokbekerperiode, ongeveer gelijktijdig met Stonehenge.
De steencirkels werden waarschijnlijk later dan de megalithische graven gebouwd, tijdens de overgang van het neolithicum naar de kopertijd. Vaak werden ze gebouwd door de neolithische boeren en aangepast door de Proto-Indo-Europese volkeren.
Andere structuren
Naast deze monumenten richtten de neolithische boeren nog veel meer grote bouwwerken, zoals cairns (graven die met kleine stenen werden bedekt), tumuli of grafheuvels (graven die door een laag aarde werden bedekt, greppels, heuvels, terrassen en cirkelvormige omheiningen zoals henges. Bekende voorbeelden zijn Silbury Hill in Engeland, een kunstmatige heuvel, en Monte d'Accoddi in Sardinië, een prehistorische trap-piramide.
Veel van deze monumenten werden gedecoreerd met cup and ring marks, of andere motieven, die in de steen werden gehouwen.
Taal in neolithisch Europa
Lang voordat de Bronstijd steppeherders naar Europa trokken, spraken de vroege boeren en jagers-verzamelaars in Europa Pre-Indo-Europese talen. Over deze talen hebben we geen directe bewijzen zoals schriftelijke bronnen, maar taalkundigen vermoeden dat Europa in die tijd een enorme taalkundige diversiteit kende, vergelijkbaar met de veelheid aan talen die in Noord-Amerika werden gesproken vóór de komst van Europese kolonisten.
Een van de weinige overblijfselen uit die periode is waarschijnlijk het Baskisch, een unieke taal die nergens ter wereld een taalkundige familie heeft en daarom een "isolaat" wordt genoemd. Sommige onderzoekers, zoals Theo Vennemann, hebben gesuggereerd dat het Baskisch deel uitmaakte van een grotere "Vasconische" taalfamilie die ooit wijdverspreid was in Europa. Vennemann stelde ook dat er een invloed was van een “Atlantische” of “Semitidische” groep talen, mogelijk vanuit het Middellandse Zeegebied.
In Noord-Europa verspreidden zich later Uralische talen, zoals Sami, zich. Deze vertonen sporen van invloed van verdwenen lokale talen, wat wijst op complexe interacties tussen verschillende taalgroepen in die regio.
De invloed van Pre-Indo-Europese talen is ook te zien in woorden die we vandaag kennen. Taalkundige Guus Kroonen stelde de “Agrarische Substraat Hypothese” voor, die stelt dat sommige landbouwgerelateerde woorden in talen zoals het Proto-Germaans (de voorloper van moderne Germaanse talen) en het Proto-Grieks afkomstig zijn uit een oudere, Pre-Indo-Europese taal. Voorbeelden hiervan zijn woorden zoals *arwīt (“erwt”) en *gait (“geit”), die geen duidelijke oorsprong in Indo-Europese talen hebben. Deze woorden zouden afkomstig kunnen zijn uit de talen van de neolithische boeren.
Daarnaast zijn er aanwijzingen voor Pre-Indo-Europese invloeden in Griekse plaatsnamen. Plaatsnamen met -ss-, zoals Knossos en Parnassos, worden vaak gezien als overblijfselen van talen die vóór de komst van de Grieken in het gebied werden gesproken. Deze eigenschap komt niet uit het Grieks of andere Indo-Europese talen en kan wijzen op een taalkundige erfenis van de prehistorische bewoners van het gebied. Zulke plaatsnamen herinneren ons eraan dat de geschiedenis van taal in Europa veel verder teruggaat dan de komst van de Indo-Europeanen.
Conflicten in het neolithicum
De ontwikkeling van landbouw, ook wel de neolithische revolutie genoemd, was niet per se goed nieuws. De neolithische boeren waren over het algemeen kleiner en minder gezond dan de mesolithische jager-verzamelaars, en hun dieet was minder gevarieerd.
De overgang naar landbouw ging gepaard met een verandering in denkwijze. Er was een ander, langetermijns denkpatroon nodig, om voedsel in de grond te stoppen en pas later te oogsten.
Doordat de boeren zich permanent op een plek vestigden, waren ze kwetsbaar. Ziekten van gewassen en klimaatschommelignen konden voor schaarste en hongersnood zorgen. Dit zorgde waarschijnlijk voor conflicten tussen verschillende stammen, die er enorm bloederig aan toe gingen.
Rond 5000 v.Chr. daalde de bevolking in Europa aanzienlijk, mogelijk door klimaatverandering, voedseltekorten, ziekten en oorlog. In deze periode hebben er in het gebied van de LBK-cultuur meerdere massaslachtingen plaatsgevonden, sporen zijn onder andere teruggevonden in Talheim (34 individuen), Schletz-Asparn (waarschijnlijk rond de 300 individuen), en Schöneck-Kilianstädten (tenminste 26 individuen).
Onder de Talheim-skeletten waren 16 kinderen, negen mannen, zeven vrouwen en twee volwassenen van onbekend geslacht. Deze waren allemaal door geweld om het leven gekomen. Enkele skeletten vertoonden tekenen van herhaaldelijk trauma dat volledig genezen was, wat suggereert dat geweld een gebruikelijk of zelfs routinematig onderdeel van deze cultuur was. De gedode mannen en kinderen kwamen uit de regio van Talheim, maar de vrouwen kwamen van verder weg. Dit kan wijzen op roofmoord en het roven van vrouwen tijdens deze conflicten.
De massaslachting in Schletz-Asparn vond plaats rond een nederzetting die was beschermd door een brede, diepe greppel. De skeletten werden in deze greppel gevonden, en toonden tekenen van ernstig hoofdletsel. De meeste slachtoffers waren mannelijk, wat opnieuw wijst op het roven van vrouwen. Na de slachtpartij is de nederzetting niet meer bewoond.
In Schöneck-Kilianstädten zijn de slachtoffers eveneens gevonden in een nederzetting. Ze zijn in een massagraf gelegd, waar ook potscherven, dierenbotten en stenen voorwerpen zijn gevonden, afval van deze nederzetting. De meeste slachtoffers waren jonge mannen en veel lichamen tonen sporen van opzettelijke verminking of marteling.
Bioarcheologisch onderzoek wijst erop dat meer dan 10% van de vroege boeren in Noordwest-Europa verwondingen door wapens opliep, wat het alomtegenwoordige karakter van geweld onderstreept.
Hoewel oorlogvoering nog niet georganiseerd was, maken deze archeologische bevindingen duidelijk dat geweld en rivaliteit tussen groepen een significant deel uitmaakten van het neolithische leven.
Van neolithicum naar koper- en bronstijd
Het gebied van Zuidoost-Europa tussen 6000 en 3500 v.Chr. wordt ook wel Old Europe genoemd. In deze regio waren verschillende culturen die veel gedeelde eigenschappen hadden, zoals de vorm van hun huizen en nederzettingen, en de manier waarop ze keramiek maakten. Ze bouwden tells, grote nederzettingen waar duizenden mensen konden wonen, en waren waarschijnlijk één van de eersten die wielen gebruikten. Ze konden keramiek met zeer dunne wanden maken en hiervoor moesten ze in staat zijn om de klei op zeer hoge temperatuur te bakken. Doordat ze vuur zo heet konden stoken, waren ze waarschijnlijk ook de eersten die metaal konden smelten. Dit was het begin van het chalcolithicum of de kopertijd.
De kopertijd duurde grofweg van 5000 tot 2000 v.Chr, afhankelijk van de regio. Ondanks de naam werden koperen voorwerpen niet in grote hoeveelheden gebruikt.
Tussen 4200 en 3800 v.Chr. veranderde het klimaat, de winters werden strenger dan de afgelopen 2000 jaar. Hierdoor werden de tells in Old Europe verlaten, en zien we dat nederzettingen werden versterkt.
Old Europe grensde aan de Pontisch-Kaspische steppen, een gebied waar nomadische herders woonden die Proto-Indo-Europees spraken, de voorouder van de meeste Europese talen. De Proto-Indo-Europeanen hadden contact met de bevolking van Old Europe, zij hadden van Old Europe geleerd hoe ze vee moesten houden, en hun typerende knotsen in de vorm van een paardenhoofd worden teruggevonden in graven in Old Europe. Hun levensstijl was desondanks erg verschillend van de neolithische boeren.
Rond 3500 v.Chr. zien we steeds meer sporen van deze steppeherders in Europa. Een theorie, met name bekend door het werk van Marija Gimbutas, stelt dat de steppenvolkeren als een gewelddadige ‘horde’ de samenlevingen van Old Europe en de neolithische boeren hebben vernietigd, maar deze theorie klopt niet.
Waarom geen Proto-Indo-Europese horde
Vanaf ongeveer 4800 v.Chr. domesticeerden de steppevolkeren het paard, aanvankelijk vooral voor hun vlees in de wintertijd. Vanaf 4000 v.Chr. leerden ze ook paarden te berijden. Dit had een enorme invloed op de manier van leven.
Door het domesticeren van het paard konden kleine krijgsbendes te paard verder weg trekken op rooftochten. Deze expedities waren niet bedoeld om te moorden, maar om individuele roem te behalen door vee te roven. Dit vee werd gebruikt om een bruidsschat te betalen, of te offeren aan de goden. De praktijk van veeroof hangt samen met het Koryos-fenomeen, waarbij jonge mannen trouw zwoeren en eropuit trokken om aanzien te verwerven.
De Proto-Indo-Europese samenleving was eedgebonden en gebaseerd op wederkerige afspraken tussen stammen en hun leiders. De krijgsbendes roofden dus niet bij stammen waar afspraken mee waren gemaakt, maar trokken verder weg. Waarschijnlijk zijn zo de eerste steppeherders Europa binnen getrokken. Het is mogelijk dat schermutselingen uit de hand liepen, wat leidde tot conflicten op een grotere schaal.
Hoewel er zeker conflicten uitbraken, ging de migratie van de Proto-Indo-Europeanen niet gepaard met massaslachtingen.
De krijgscultuur draaide om individuele prestaties en heldendaden, zoals ook zichtbaar in de Rigveda, Ilias en Odyssee. Grote, georganiseerde legers ontstonden pas veel later, rond 1000 v.Chr.. Daarvoor moest de nadruk op individuele roem en heldendaden plaatsmaken voor een mentaliteit waarin het individu slechts een deel was van het grotere geheel van een georganiseerde strijdmacht.
Oorlogvoering te paard, zoals bedreven door de Hunnen en Mongolen, was in deze periode ook nog helemaal niet mogelijk. De Proto-Indo-Europeanen gebruikten lange bogen met stenen pijlpunten, die moeilijk vanaf een paard te gebruiken waren.
De migratie was daarnaast ook niet grootschalig, er verhuisden geen grote hordes mensen vanuit de steppen naar Europa.
Genetisch onderzoek toont dat moderne Europeanen voornamelijk Proto-Indo-Europese haplogroepen R1a en R1b dragen, afkomstig van een kleine groep mannen.
Het mitochondriale DNA, wat doorgegeven wordt van moeder op dochter, laat daarentegen grote diversiteit zien. Dit wijst erop dat deze mannen huwelijken sloten met neolithische vrouwen. Zo werd het mannelijke EEF-DNA langzaamaan vervangen door Indo-Europees DNA, terwijl het vrouwelijke neolithische DNA bleef bestaan.
Zoals we zagen, hadden neolithische boeren vaak onderling conflict. Er was regelmatig hongersnood, en rond 2900 v.Chr. woedde er mogelijk een pestepidemie. De Proto-Indo-Europese steppeherders leenden waarschijnlijk vee uit aan de neolithische boeren, en integreerden ze zo in hun eedgebonden cultuur. Daarnaast gaven ze bescherming en stabiliteit.
Deze vermenging leidde tot nieuwe culturen zoals de Touwbekercultuur en de Badencultuur. Neolithische invloeden bleven zichtbaar in latere Indo-Europese beschavingen, zoals de Grieken en Vikingen, met elementen als landbouwgodinnen, het zonnekruis, de levensboom en spiraalpatronen.
Kralenkettingen
https://www.celticwebmerchant.com/nl/glaskralen-voor-viking-ketting-pastelkleuren.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/ketting-birka.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/glaskralen-voor-viking-ketting-25-stuks.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/glaskralen-voor-viking-ketting.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/glaskralen-voor-viking-ketting-set-van-35-stuks.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/glaskralen-voor-viking-ketting-27-stuks.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-ring-met-gestyleerd-spiraalmotief-verzil.html
Sieraden met spiraal motieven
https://www.celticwebmerchant.com/nl/triskelion-hanger.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-ring-met-spiralen-brons.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-oorbellen-met-spiraal-verzilverd.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-ring-met-spiralen-verzilverd.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/amulet-keltische-trisquelion-brons.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/amulet-keltische-trisquelion-verzilverd.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-bovenarmband-met-spiralen-verzilverd.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-oorbellen-met-spiraal-brons.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-ring-met-gestyleerd-spiraalmotief-brons.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/zilveren-triskelion.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-hanger-triskelion-met-spiralen.html
Levensboom sieraden
https://www.celticwebmerchant.com/nl/geknoopte-levensboom-brons.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/levensboom-hanger.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/amulet-keltische-levensboom.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/levensboom-hanger-met-zon-en-maan.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/levensboom-met-keltische-knopen.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/bronzen-triskelion.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-bovenarmband-met-spiralen.html
Venus sieraden
https://www.celticwebmerchant.com/nl/moeder-aarde-amulet-willendorf.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/hanger-venus-van-willendorf.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/moeder-aarde-amulet-willendorf-verzilverd.html
Gewijen & schedels
https://www.celticwebmerchant.com/nl/onderkaak-ree.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/schedel-edelhert-cernunnos.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/herten-schedel-met-gewei-en-kaken.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/herten-schedel-met-gewei-klein.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/set-van-2-geweien.html
Bont & organisch materiaal
https://www.celticwebmerchant.com/nl/bont-kraag-tyra.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/bont-kraag-sven.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/konijnbont-donker.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/konijnbont-grijs.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/bont-kraag-grijs.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/bont-kraag-sansa.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/bont-kraag-lagertha.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/fazantenveer-10-18-cm.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/ganzenveer-zwart-15-21-cm.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/ganzenveren-set-van-10.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/konijnbont-wit.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/ganzenveer-wit-15-21-cm.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/bont-kraag-freya.html
Schapenvachten
https://www.celticwebmerchant.com/nl/noorse-schapenvacht-wit.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/zwarte-scandinavische-schapenvacht.html
Boogschieten
https://www.celticwebmerchant.com/nl/marksman-boog-70-178-cm-donkerbruin-40-lbs.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/marksman-handboog-58-147-cm-donkerbruin-40-lbs.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/marksman-boog-re-enactment-larp-58-147-cm-25-lbs-l.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/marksman-boog-re-enactment-larp-58-147-cm-25-lbs-d.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/marksman-boog-re-enactment-larp-70-178-cm-lichtbru.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/marksman-boog-re-enactment-larp-70-178-cm-25-lbs-d.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/marksman-handboog-58-147-cm-lichtbruin-40-lbs.html