Introductie: Het Romeinse rijk

Introductie: Het Romeinse rijk

Het Romeinse Rijk beheerde grote delen van Europa, West-Azië en Noord-Afrika en begon zijn expansie tijdens de Romeinse Republiek. Het rijk werd vanaf 27 v.Chr. geregeerd door keizers, nadat Octavianus, na zijn overwinning op Marcus Antonius en Cleopatra, de macht greep. Het West-Romeinse Rijk viel in 476 na Christus, maar het Oost-Romeinse Rijk bleef bestaan tot de val van Constantinopel in 1453 n.Chr.

Rond 100 v.Chr. had Rome zijn macht over bijna het hele Middellandse Zeegebied uitgebreid. Maar interne conflicten, zoals burgeroorlogen, zorgden voor onrust. De strijd tussen Octavianus en Marcus Antonius bereikte zijn hoogtepunt in de Slag bij Actium in 31 v.Chr., waarna het koninkrijk van de Ptolemaeën in Egypte werd veroverd. In 27 v.Chr. benoemde de Romeinse Senaat Octavianus tot Augustus, de eerste keizer van Rome. Het rijk werd verdeeld in provincies, die werden bestuurd door proconsuls en legaten.

Van Republiek naar Keizerrijk

Rome begon zijn expansie kort na de oprichting van de Romeinse Republiek in 600 v.Chr., maar breidde zijn invloed pas echt uit buiten Italië in 300 v.Chr. De Republiek was geen moderne natiestaat, maar een netwerk van zelfstandige steden en provincies, bestuurd door militaire commandanten en jaarlijks verkozen magistraten, zoals de consuls. In 100 v.Chr. waren er veel politieke en militaire onrust, wat leidde tot de opkomst van de keizers.

Julius Caesar 

Julius Caesar was korte tijd dictator voor het leven, maar werd in 44 v.Chr. vermoord door tegenstanders die zijn macht te ver vonden gaan. Na zijn dood vochten Octavianus en Marcus Antonius om de controle. Octavianus versloeg Antonius en Cleopatra in de Slag bij Actium in 31 v.Chr. In 27 v.Chr. kreeg Octavianus de titel Augustus van de Senaat, waarmee het Keizerrijk begon.

De vijf goede keizers en Pax Romana

De periode die begon met het bewind van Augustus, werd gekarakteriseerd door de Pax Romana, een tijd van vrede en welvaart (twee eeuwen lang). Onder de "Vijf Goede Keizers" (Nerva, Trajanus, Hadrianus, Antoninus Pius en Marcus Aurelius) bereikte het rijk zijn grootste stabiliteit en bloei. Gedurende deze tijd waren opstanden in de provincies zeldzaam en werden snel onderdrukt.

Onder keizer Trajanus (98–117 na Christus) bereikte het rijk zijn grootste omvang. Maar onder keizer Commodus (180–192 na Christus) begonnen er problemen. In de 3e eeuw bevond het rijk zich bijna vijftig jaar in crisis door burgeroorlogen, epidemieën en invasies van barbaren. Het rijk werd tijdelijk opgesplitst, maar keizer Aurelianus (270–275 na Christus) herenigde het.

In de 4e eeuw na Christus, onder keizer Constantijn de Grote (306–337 na Christus), werd de hoofdstad van het rijk verplaatst van Rome naar Byzantium, dat werd hernoemd tot Constantinopel. Constantijn was de eerste christelijke keizer en introduceerde het Christendom als staatsgodsdienst.

De overgang naar de Late Oudheid

De overgang van de klassieke oudheid naar de late oudheid werd gemarkeerd door de invasies van Germaanse en nomadische volken, zoals de Goten en de Hunnen van Attila, die de ondergang van het West-Romeinse Rijk bevorderden. Keizer Commodus (r. 180–192 na Christus) wordt door sommige historici gezien als de start van de achteruitgang van het rijk.

In 212 na Christus gaf keizer Caracalla het Romeins staatsburgerschap aan alle vrije inwoners van het rijk. Het bewind van de Severaanse dynastie was turbulenter, met veel keizers die door moord of executie werden afgezet. Dit leidde tot de Crisis van de Derde Eeuw, een periode van invasies, burgeroorlogen, economische problemen en epidemieën. Het rijk werd gestabiliseerd door keizer Aurelianus (270–275 na Christus), die het rijk militair versterkte. Keizer Diocletianus (r. 284–305) reorganiseerde het rijk in vier regio’s, elk geregeerd door een tetrarch.

Na de regering van Diocletianus werd het rijk verdeeld in twee delen: het Oost-Romeinse Rijk en het West-Romeinse Rijk. Het Oost-Romeinse Rijk, met Constantinopel als hoofdstad, zou nog bijna duizend jaar overleven, tot de val van de stad in 1453. Het West-Romeinse Rijk viel in 476 na Christus, toen de Germaanse leider Odoacer de laatste keizer, Romulus Augustulus, afzette.

Het Romeinse Rijk tot 476 na Christus

Het West-Romeinse Rijk begint te vervallen

Vanaf de vroege 5e eeuw begon het West-Romeinse Rijk in verval te raken. Hoewel de Romeinen invasies zoals die van Attila de Hun wisten te verslaan, had het rijk zoveel Germaanse volken geïntegreerd dat hun twijfelachtige loyaliteit ervoor zorgde dat het rijk zichzelf langzaam begon te ontmantelen. Volgens de meeste chronologieën eindigde het West-Romeinse Rijk in 476 na Christus, toen keizer Romulus Augustulus gedwongen werd af te treden door de Germaanse krijgsheer Odoacer.

Odoacer beëindigde het West-Romeinse Rijk door Zeno, de Oost-Romeinse keizer, als de enige keizer te verklaren en zichzelf als Zeno’s ondergeschikte aan te stellen. In werkelijkheid regeerde Odoacer Italië alleen. Het Oost-Romeinse Rijk, dat later door historici het Byzantijnse Rijk werd genoemd, bleef bestaan tot het jaar 1453. Het eindigde toen keizer Constantijn XI Palaiologos stierf tijdens de belegering van Constantinopel door Mehmed II en zijn Ottomaanse troepen. Mehmed II nam de titel van caesar aan, wat zijn poging was om een verband met het oude Romeinse Rijk te claimen.

Geografie en demografie van het Romeinse Rijk

Het Romeinse Rijk was een van de grootste rijken in de geschiedenis, met uitgestrekte gebieden in Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De Latijnse uitdrukking imperium sine fine (imperium zonder einde) benadrukte de gedachte dat er geen grenzen waren, zowel in tijd als ruimte, voor het rijk. In de Aeneis van Vergilius wordt gezegd dat de Romeinen een onbeperkt rijk zouden krijgen, geschonken door Jupiter. Deze claim van wereldwijde heerschappij werd opnieuw bevestigd toen het rijk onder christelijke heerschappij kwam in de 4e eeuw.

De expansie van Rome werd voornamelijk gerealiseerd tijdens de Republiek, hoewel delen van Noord-Europa in de 1e eeuw na Christus werden veroverd. Onder keizer Augustus werd voor het eerst een "globale kaart van de bekende wereld" gepresenteerd, wat samenviel met de publicatie van de Geografie van Strabo, het meest uitgebreide politieke geografische werk dat uit de oudheid bewaard is gebleven.

Het Imperium onder Trajanus

Het Romeinse Rijk bereikte zijn grootste omvang onder keizer Trajanus (98–117 na Christus), met een territorium van ongeveer 5 miljoen vierkante kilometer. De bevolking wordt geschat tussen de 55 en 60 miljoen mensen, wat tussen de één zesde en één vierde van de wereldbevolking uitmaakte, en het Rijk was de grootste politieke entiteit in het Westen tot de 19e eeuw. Latere demografische studies schatten de bevolking zelfs op tussen de 70 en 100 miljoen. De drie grootste steden in het Rijk – Rome, Alexandrië en Antiochië – waren bijna twee keer zo groot als enige Europese stad aan het begin van de 17e eeuw.

Het Romeinse Rijk strekte zich uit van Hadrianus’ muur in het regenachtige noorden van Engeland tot aan de zonovergoten oevers van de Eufraat in Syrië. Het omcirkelde de Middellandse Zee, die door de Romeinen mare nostrum (onze zee) werd genoemd.

De grenzen en bescherming van het Rijk

Keizer Hadrianus, de opvolger van Trajanus, besloot om de grenzen van het Rijk te behouden in plaats van verder uit te breiden. De grenzen werden gemarkeerd en bewaakt, met de zwaarst versterkte grenzen langs de meest onstabiele gebieden. Hadrianus’ Muur, die het Romeinse rijk scheidde van de waargenomen barbaarse vijand, is het belangrijkste overblijfsel van deze verdediging.

Taal in het Romeinse Rijk

Latijn en Grieks waren de belangrijkste talen van het Romeinse Rijk, maar het Rijk was bewust meertalig. Aan het begin van het Rijk was kennis van het Grieks nuttig om als een ontwikkeld persoon te worden beschouwd, terwijl kennis van het Latijn belangrijk was voor een carrière in het leger, de overheid of de wet. Tweeëntwintigjarige inscripties geven aan dat beide talen door elkaar gebruikt werden in het dagelijks leven.

De invloed van het Latijn op het Grieks was in de vroege imperiale periode heel normaal, vooral voor militaire, administratieve en commerciële zaken. De Griekse grammatica, literatuur, poëzie en filosofie beïnvloedden de Latijnse taal en cultuur sterk. In de loop der tijd werd het gebruik van Latijn steeds meer een teken van status en macht, vooral voor de Romeinse elite. Na de universele toekenning van het Romeinse burgerschap aan alle vrije inwoners in 212, was niet elke Romeinse burger bekend met het Latijn.

Maatschappij en cultuur

De Romeinse samenleving was multicultureel, met een gedeelde identiteit ondanks de diversiteit. Monumenten en openbare ruimtes bevorderden het gevoel van een gemeenschappelijke Romeinse identiteit. Er waren verschillende sociale hiërarchieën, en de burgeroorlog voor Augustus veroorzaakte sociale onrust. Tot Nero was het niet ongebruikelijk dat voormalige slaven rijker waren dan vrije burgers. Sociale mobiliteit was groter dan in andere oude samenlevingen, en vrouwen, slaven en vrijgelatenen kregen meer kansen. Vrijwillige verenigingen zoals vakbonden en religieuze groepen speelden een belangrijke rol in het sociale leven.

Rechtsstatus

In de Romeinse wet werden mensen verdeeld in vrije mensen (liberi) en slaven (servi). Vrije mensen genoten rechten afhankelijk van hun burgerschap. In 212 na Christus kregen alle vrije inwoners van het rijk Romeins burgerschap, waardoor het rechtssysteem inclusiever werd.

Vrouwen in de Romeinse wet

Vrouwen waren burgers, maar uitgesloten van politieke en militaire functies. Ze konden eigendom bezitten en zakelijke transacties verrichten, maar hadden geen stemrecht of openbare functies. Hun juridische status was afhankelijk van het burgerschap van hun vader. Vrouwen met drie of meer kinderen kregen bepaalde privileges, want o.a. door het lood in de waterleidingen van Rome was verminderde vruchtbaarheid een groot probleem.

Slavernij in de Romeinse wet

Slavernij was essentieel voor de Romeinse economie. Slaven werden als eigendom behandeld en konden geen wettige huwelijken aangaan. Manumissio (vrijlating) was gebruikelijk, en vrijgelaten slaven konden invloedrijke posities bereiken. Slavernij was gebaseerd op verovering van een volk en gebied, niet op ras. De meeste slaven in het Romeinse rijk waren blank en waren Kelten en Germanen of slaven afkomstig van de Pontisch-Kaspische steppe (gekocht bij de Scythen).

Vrijgelaten slaven

Vrijgelaten slaven werden burgers, maar konden geen prestigieuze functies bekleden. Veel vrijgelatenen hadden succes in de keizerlijke administratie of het leger, en sommigen behaalden aanzienlijke rijkdom en macht.

Sociale mobiliteit

Het Romeinse Rijk bood sociale mobiliteit via militaire of administratieve carrières. Provinciale mensen konden opklimmen naar hogere sociale klassen. Het behouden van een hoge status vereiste aanzienlijke persoonlijke uitgaven voor openbare diensten.

Regering en leger

De Romeinse structuur bestond uit drie onderdelen: de centrale regering, het leger en de provinciale administratie. De keizer had immense macht en was zowel politieke als religieuze autoriteit. In de 4e eeuw werd de keizer meer afhankelijk van bureaucraten.

De rol van het leger

Het leger was essentieel voor het handhaven van de Pax Romana en bestond uit professionele soldaten. Het leger omvatte de Praetoriaanse Garde, provinciale legers en de vloot. Het was ook belangrijk voor de verspreiding van romanisering.

Kunst

Romeinse kunst was sterk beïnvloed door de Griekse kunst, met beeldhouwkunst en monumenten zoals triomfbogen. Portretkunst was prominent, evenals mozaïeken die vaak werden gebruikt voor vloerdecoraties. Schilderkunst toonde mythologische en dagelijkse scènes, en decoratieve kunst omvatte aardewerk, zilver en glaswerk.

Podiumkunsten

De Romeinen hielden van theater, muziek en dans. Het toneel was vaak spectaculair, met mannen die vrouwelijke rollen speelden. Muziek was belangrijk voor sociale gelegenheden en rituelen, met instrumenten zoals de tibia, cithara en hydraulis.

Religie

De Romeinen beschouwden zichzelf als religieus en gaven hun succes toe aan vroomheid (pietas) en goede relaties met de goden (pax deorum). De vroege religie, afkomstig van de koningen van Rome, was de basis van de mos maiorum ("de weg van de voorouders"), die centraal stond in de Romeinse identiteit. De religie was praktisch en contractueel, gebaseerd op het principe do ut des ("ik geef zodat jij kunt geven").

Religie was voor Romeinen een dagelijks onderdeel van hun leven. Elk huis had een heiligdom voor gebeden en offers aan de huisgoden, en er waren buurtheiligdommen en heilige plaatsen zoals bronnen en bossen. De Romeinse kalender was opgebouwd rond religieuze vieringen, met tot wel 135 dagen gewijd aan festivals en spelen.

Na de val van de Republiek paste de staatsreligie zich aan om het keizerrijk te ondersteunen. Augustus rechtvaardigde zijn bewind met een programma van religieuze hervorming. Publieke geloften werden gericht op het welzijn van de keizer, en de "keizerverering" breidde de verering van voorouders en de Genius uit. Keizers konden na hun dood tot goden (divus) worden verheven.

De Romeinen vereerden vele goden. Naarmate Rome uitbreidde, werden lokale goden en culten opgenomen in de Romeinse religie om stabiliteit te bevorderen. In het Imperium werden syncretische goden zoals Cybele, Isis, Epona, Mithras en Sol Invictus vereerd. Religieuze tolerantie was gebruikelijk, omdat de Romeinen nooit verplicht waren één god of cultus te volgen.

Mysteriecultussen, die redding in het hiernamaals boden, werden populair op basis van persoonlijke voorkeur. Deze religies waren exclusief en geheim, wat door conservatieven als "magie" werd gezien. Zij stonden negatief tegenover bepaalde mysteriecultussen zoals die van Bacchus.

Opgeslagen in de blog: Blog & lookbook

  • auteur: Patrick
Wees de eerste om te reageren:

Laat een reactie achter

*Verplichte velden