Introductie: het Iberisch schiereiland in de prehistorie

Introductie: het Iberisch schiereiland in de prehistorie

Het Iberisch schiereiland ligt op een unieke locatie. Hoewel het aan de rand van het Europese continent ligt, was het ook in de prehistorie niet geïsoleerd: via zee hadden de volkeren en culturen van het Iberisch schiereiland onder andere contact met Afrika, het Europese Middellandse Zeegebied, Frankrijk, de Britse eilanden en Ierland.

Deze strategische ligging, en de relatief geïsoleerde binnenlanden, zorgde voor veel verschillende culturele invloeden. Dit artikel gaat in op een aantal belangrijke prehistorische culturen op het Iberisch schiereiland in de Koper-, Brons- en IJzertijd.

Archeologische culturen & migraties

Een archeologische cultuur wordt gedefinieerd op basis van materiële overblijfselen. Dit is niet hetzelfde als een etnische cultuur, die ook kijkt naar taal, tradities, religie, geschiedenis en sociale structuur. Soms overlapt een archeologische cultuur met een etnische cultuur, maar vaak ook niet.

Bij het bestuderen van de overgang van de ene cultuur naar de andere is het belangrijk om niet te snel te oordelen. In veel gevallen wijzen zulke overgangen eerder op veranderingen in gewoonten of levensstijl dan op het vervangen van een bevolking. Dit vraagt om een genuanceerde en open benadering. Zie dit artikel voor meer informatie over Archeologische en etnische culturen.

Klokbekers en de klokbekercultuur

De Klokbekercultuur is een belangrijke cultuur uit de Europese Bronstijd en duurde van ongeveer 2800 tot 1800 v.Chr.

De vroegste klokbekers werden waarschijnlijk rond 3000 v.Chr.  aan de monding van de Taag in Portugal ontwikkeld. Ze waren een doorontwikkeling van zogenaamde copoz-bekers, wiens ontwerp waarschijnlijk is ontstaan door contact met de neolithische bevolking van Marokko.

Via overzeese handel belandden de klokbekers in Zuidwest-Spanje, Zuid-Frankrijk, Italië en Bretagne. Vanuit Bretagne werden ze over de rivieren naar het binnenland van Europa verhandeld. Ook belandden de klokbekers in Ierland, mogelijk samen met de techniek van kopersmelten, en Hongarije, waar de sprekers van de Proto-Indo-Europese talen zich hadden gevestigd.

Deze vroege verspreiding van de klokbekers had waarschijnlijk maar beperkt te maken met migratie, skeletten die zijn gevonden in Klokbeker context tonen weinig genetische verwantschap tussen Iberië en Centraal-Europa.

In het gebied van de Rijn namen de mensen van de Touwbekercultuur de klokbekers over. Hier ontstond de Klokbekercultuur. Deze cultuur had typerende gebruiken, zoals methodes voor metaalbewerking, en artefacten, zoals koperen dolken en stenen armbanden. Hetzelfde onderzoek als hierboven genoemd, door Iñigo Olalde en collega’s, heeft aangetoond dat migratie wel een grote rol speelde in de verspreiding van de Klokbekercultuur zelf.

De mensen van de Klokbekercultuur waren Indo-Europees: hun oorspronkelijke cultuur werd rond 3500 v.Chr. vanuit de steppe geïntroduceerd. Zij koppelden deze grote klokbekers mogelijk aan hun dharmatische cultuur van wederkerigheid. Mogelijk dronk men tijdens rituelen samen alcoholische dranken uit deze bekers om zo onderlinge eden te bezegelen. Dit symboliseerde het Indo-Europese ghosti-principe waarbij de gast en gastheer een heilige band met elkaar onderhielden. 

De Indo-Europese Klokbekercultuur volgde de Iberische handelsroutes in tegenovergestelde richting. De cultuur verspreidde zich naar de Britse eilanden, Centraal-Europa, de kustgebieden van Frankrijk en Sardinië en Sicilië.

Vanaf ongeveer 2150 v.Chr. vestigden de Klokbeker-mensen zich in Iberië. Hierdoor veranderde de lokale genenpoel binnen enkele eeuwen sterk, ongeveer 90% van het lokale mannelijke DNA uit het mesolithicum en neolithicum werd vervangen door DNA met steppeafkomst.

Op het Iberisch schiereiland maakten ze lokale variaties op de klokbeker. Er waren verschillende stijlen, zoals het Palmela-type in Portugal, het Continentaal type op het Iberisch plateau en het Almeriaanse type in Los Millares, Andalusië.

Vila Nova cultuur

De Vila Nova-cultuur, ook wel de Vila Nova de São Pedrocultuur of de Taagcultuur genoemd, ontwikkelde zich tijdens het Chalcolithicum rond de monding van de Taag in Portugal, gelijktijdig met de Los Millares-cultuur in het zuidoosten van het Iberisch schiereiland. 

Deze cultuur wordt gekenmerkt door de bouw van versterkte nederzettingen op strategische locaties zonder natuurlijke economische rijkdommen, wat suggereert dat deze dienden als centrale punten in handelsnetwerken. Opvallende vondsten uit deze cultuur zijn maanvormige sieraden (lúnulae), rituele schalen en leisteenplaten met een vermoedelijk astronomische betekenis.

Chronologie

De Vila Nova-cultuur wordt onderverdeeld in twee periodes:

  1. Vila Nova I (Vroege Periode):
    Tijdens deze fase, vanaf circa 2600 v.Chr., bouwde de cultuur indrukwekkende vestingwerken zoals het Castro do Zambujal, dat in de loop van zijn bestaan zes keer werd herbouwd. Kenmerkende vondsten uit deze periode zijn gestileerde kopjes, leistenen afgodsplaten en maanvormige kleivormen, mogelijk met een kalenderfunctie. Er zijn aanwijzingen voor handel met Noord-Afrika, zoals ivoor en struisvogeleierschalen, en uitwisseling met Los Millares.
  2. Vila Nova II (Late Periode):
    In deze fase, rond 2200 v.Chr., nam de invloed van de klokbekercultuur toe. Dit uitte zich in grafgiften en objecten die deels overeenkwamen met de klokbekerstijl, maar ook voortbouwden op eerdere tradities. De handel breidde zich uit tot een afstand van 1000 kilometer. Rond 1800 v.Chr. begon de invloed van de klokbekercultuur af te nemen, en tegen 1300 v.Chr. waren haar sporen volledig geïntegreerd in de lokale Atlantische Bronstijdculturen.

Nederzettingen

Belangrijke nederzettingen van de Vila Nova-cultuur zijn Vila Nova de São Pedro en Zambujal. Vila Nova de São Pedro had een verdedigingsmuur die cirkelvormige huizen en een vierkante binnenvesting beschermde. Zambujal onderscheidde zich door een complex verdedigingssysteem met acht meter dikke muren, torens en schietgaten. Beide locaties bevatten resten van koperbewerking, zoals slakken en andere artefacten. Rond Zambujal zijn ongeveer tien verwante nederzettingen geïdentificeerd, waarvan sommige niet versterkt waren, wat wijst op een nederzettingshiërarchie.

Begrafenissen

Collectieve begrafenissen waren gebruikelijk en werden uitgevoerd in megalieten, kunstmatige grotten en in mindere mate tholoi. De overgang naar de klokbekercultuur is zichtbaar in de grafgiften, die karakteristieke keramiek en metalen objecten bevatten. Deze begraafpraktijken tonen zowel de culturele invloed als de continuïteit binnen de Vila Nova-traditie.

Landbouw

De landbouwproductie in de vruchtbare Taagregio leidde tot overschotten, die door de elites werden omgezet in luxeproducten, vaak van metaal. Handel speelde een centrale rol, met uitwisselingen van goederen zoals ivoor en struisvogeleierschalen met Noord-Afrika en andere Europese regio's. In de latere periode breidde de handelsreikwijdte zich uit tot 1000 kilometer.

De stedelijke fase van de Vila Nova-cultuur duurde van circa 2600 tot 1300 v.Chr. en overlapt daarmee de Los Millares- en El Argar-culturen. De cultuur kenmerkte zich door kunstmatige grotten, vergelijkbaar met die in Zuidoost-Frankrijk, terwijl Los Millares en naburige culturen vooral tholoi bouwden. Deze innovaties benadrukken de unieke identiteit en complexiteit van de Vila Nova-cultuur binnen het Chalcolithische landschap.

Los Millares cultuur

De Los Millares-cultuur wordt beschouwd als een van de belangrijkste drijfveren achter de toename van culturele complexiteit in het zuidoosten van het Iberisch schiereiland tijdens de Kopertijd. Deze beschaving bloeide tussen het einde van het vierde millennium en het einde van het derde millennium v.Chr., met haar belangrijkste vindplaats in Los Millares, nabij Santa Fe de Mondújar, Almería. Dit cultureel en economisch centrum toont de eerste tekenen van sociale stratificatie en technologische vooruitgang in de regio.

Chronologie

De Los Millares-cultuur ontwikkelde zich gedurende een periode van aanzienlijke culturele en technologische veranderingen. Volgens sommige onderzoekers is de cultuur een voortzetting van de neolithische tradities van Almería, met een chronologie die begint rond 3100 v.Chr. en eindigt rond 2200 v.Chr. Andere experts stellen dat de Los Millares-cultuur al eerder begon, mogelijk rond 3500 v.Chr., en dat de vroege fase van deze cultuur nauw samenhangt met de ontwikkeling van haar kenmerkende fortificaties en begraafplaatsen.

Gedurende deze periode ontwikkelden de gemeenschappen een geavanceerde samenleving met versterkte nederzettingen, megalithische graven en handelsnetwerken die zich uitstrekten tot Noord-Afrika en het Atlantische gebied.

Nederzettingen

De nederzettingen van Los Millares waren strategisch gelegen en gemiddeld één hectare groot. Uitzonderlijk is de nederzetting Los Millares zelf, die met vier tot vijf hectare waarschijnlijk fungeerde als regionaal centrum.

De nederzettingen hadden vaak een strategische ligging nabij vruchtbare valleien voor landbouw of natuurlijke doorgangen voor handel en veeteelt. Veel nederzettingen waren gefortificeerd met stenen muren, torens en complexe toegangssystemen. De woningen waren van steen, met een diameter tot zes meter. Bekende vindplaatsen zijn Almizaraque, Terrera Ventura, El Tarajal en Cabezo del Plomo.

Begrafenissen

De necropolissen van Los Millares laten een sterke focus zien op collectieve begrafenissen, uitgevoerd in megalithische structuren zoals tholoi, grotten en hypogea. De belangrijkste graven waren groot van afmeting, met kamers tot zes meter in diameter en toegangspassages verdeeld door stenen platen. De grafgiften waren vaak rijk, zoals koperen artefacten, stenen werktuigen, symbolische keramiek en ivoor.

De verschillen in architectuur en grafgiften wijzen op een sociale hiërarchie, waarbij rijkere graven dichter bij de versterkte delen van de nederzettingen lagen.

Economie en handel

Handelsnetwerken speelden een cruciale rol in de Los Millares-cultuur. Deze netwerken verbonden het zuidoosten van het Iberisch schiereiland met het Atlantische gebied en Noord-Afrika. Handelsproducten omvatten onder andere maritieme klokbekers, ivoor en struisvogeleierschalen.

De landbouwproductie van tarwe, gerst, bonen en linzen leverde overschotten die waarschijnlijk werden verhandeld. Metaalbewerking speelde eveneens een sleutelrol, met producten zoals koperen wapens en gereedschappen, evenals fijn bewerkte stenen en keramiek.

De Los Millares-samenleving bevond zich in een proces van sociale stratificatie. Onderzoek naar necropolissen wijst op de aanwezigheid van elites die verantwoordelijk waren voor waterbeheer, landbouwoverschotten en handel. Terwijl sommige onderzoekers het ontstaan van deze complexe samenleving toeschrijven aan lokale evolutionaire ontwikkelingen, suggereren anderen externe invloeden, zoals contacten met Cycladische of Fenicische kolonisten.

El Argar-cultuur

De Argarcultuur, genoemd naar de archeologische vindplaats El Argar in de provincie Almería, bloeide tussen ca. 2200 en 1550 v.Chr. in Zuidoost-Spanje. Deze beschaving wordt beschouwd als een van de meest invloedrijke samenlevingen in Europa tijdens het 3e en 2e millennium v.Chr. en wordt vaak aangeduid als de eerste stedelijke en staatsachtige samenleving in het westelijke Middellandse Zeegebied. Het culturele centrum bevond zich in Almería en Murcia, maar de invloed reikte verder tot delen van Granada, Jaén en Alicante.

Chronologie

De Argarcultuur ontwikkelde zich gedurende een periode van ongeveer 800-900 jaar. De chronologie wordt doorgaans in twee fasen verdeeld:

  1. 2300–1800 v.Chr.: Deze periode werd gedomineerd door een mannelijke elite, begraven met wapens zoals dolken en strijdbijlen. Dit weerspiegelde een duidelijke sociale stratificatie en militarisering.
  2. 1800–1500 v.Chr.: In deze fase zien we een verdere stratificatie: de mannelijke elite werd begraven met lange zwaarden, vrouwelijke elite met gouden diademen. Ook werden kindergraven met rijke grafgiften gebruikelijk, wat wijst op erfelijke sociale status.

Rond 1500 v.Chr. stortte de Argarcultuur in, vermoedelijk als gevolg van overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen. Uit milieustudies blijkt dat loofbossen in het gebied werden vervangen door mediterrane struikgewassen, wat de landbouw en veeteelt ernstig beperkte.

Nederzettingen

De nederzettingen van de Argarcultuur waren vaak strategisch gelegen op hoogten of moeilijk toegankelijke locaties. Belangrijke centra zoals El Argar, La Bastida en Fuente Álamo hadden complexe verdedigingssystemen met muren en torens, terwijl kleinere nederzettingen op vlaktes minder beschermd waren.

De architectuur bestond uit rechthoekige gebouwen van steen en leem, vaak op terrasvormige heuvels. Binnen de nederzettingen waren er woonhuizen, werkplaatsen, opslagruimten en gemeenschappelijke voorzieningen zoals waterkanalen en ovens. De bevolkingsomvang varieerde van enkele honderden inwoners in grotere nederzettingen tot kleine gemeenschappen in satellietdorpen.

Economie en handel

De economie van de Argarcultuur was gebaseerd op landbouw en veeteelt. Gerst was het belangrijkste gewas, terwijl vlas werd gebruikt voor textielproductie. Veeteelt omvatte schapen, geiten, varkens en runderen. Mijnbouw en metaalbewerking speelden een centrale rol, met de productie van brons, zilver en goud voor wapens, sieraden en gereedschappen. Aardewerk was van hoge kwaliteit en werd gestandaardiseerd.

De Argarcultuur onderhield handelsnetwerken binnen de regio en mogelijk met verder gelegen gebieden. Glasparels in blauw, groen en wit zijn gevonden in grafcontexten en tonen overeenkomsten met vondsten in Egypte, Myceens Griekenland en de Britse Wessexcultuur. Sommige parels dateren uit het late 3e millennium v.Chr., wat suggereert dat deze al vroeg in Zuidoost-Iberië werden geïntroduceerd.

Overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen droeg bij aan het verval van de Argarcultuur. Uit pollenanalyse blijkt dat de loofbossen van eiken werden gekapt en vervangen door mediterrane struiken zoals garrigue en maquis. Deze ontbossing, gecombineerd met intensieve landbouw en veeteelt, leidde tot een afname van de productiviteit en een verlies van ecologische balans.

Begrafenissen en samenleving

De begraafgebruiken van de Argarcultuur wijzen op een sterke sociale stratificatie. De meeste begrafenissen waren individuele inhumaties in cisten, kruiken (pithoi) of kuilen, vaak onder de huizen. Grafgiften varieerden van luxevoorwerpen zoals gouden en zilveren sieraden, wapens en aardewerk tot eenvoudige grafgiften of zelfs geen, afhankelijk van de sociale status van de overledene.

  • Fase 1: Wapens zoals dolken en strijdbijlen voor mannen, en functionele gereedschappen voor vrouwen.
  • Fase 2: Lange zwaarden en gouden diademen werden toegevoegd aan elitegraven, terwijl kindergraven met rijke giften steeds gebruikelijker werden.

De begraafpraktijken wijzen op invloeden uit het oostelijke Middellandse Zeegebied, vooral Myceens Griekenland.

De verschillen in begrafenissen wijzen op een sterk hiërarchische samenleving met vijf sociale lagen:

  1. Leiders: Mannen met wapens en vrouwen met luxe sieraden zoals gouden diademen.
  2. Elites: Inclusief vrouwen en kinderen met rijke grafgiften.
  3. Vrije burgers: Personen met functionele wapens en gereedschappen.
  4. Lagere klassen: Personen met eenvoudige grafgiften.
  5. Dienaren of slaven: Zonder grafgiften, wat hun ondergeschikte status aangaf.

De samenleving was patriarchaal, met mannen in dominante rollen. Vrouwen werden economisch gewaardeerd, maar hadden een lagere sociale status.

Genetica

Genetische studies tonen aan dat de Argarbevolking een mengeling was van lokale en noordelijke groepen:

  • ~60% Anatolische boeren (EEF)
  • ~25% Westelijke Jager-Verzamelaars (WHG)
  • ~15% Yamnaya (WSH)

Fenotypische kenmerken waren een meerderheid van bruine ogen, een bleke huid en meestal bruin haar. Deze genetische mix suggereert een interactie tussen lokale gemeenschappen en migranten uit Centraal-Europa.

De Argarcultuur was een van de meest geavanceerde samenlevingen van de Europese Bronstijd. Haar sociale stratificatie, technologische vooruitgang en unieke begrafenisgebruiken weerspiegelen een complexe en invloedrijke beschaving. 

IJzertijd Iberia

De Feniciërs, Grieken en later de Carthagers vestigden handelskoloniën in Iberië. 

In 1000 v.Chr. maakten de Feniciërs voor het eerst contact met het Iberisch Schiereiland en stichtten ze Gadir (het huidige Cádiz), de oudste continu bewoonde stad in West-Europa. Ook steden zoals Malaka (Málaga) werden door hen opgericht. Zij introduceerden ijzerbewerking, de pottenbakkersschijf, olijfolie, wijnproductie en het schrift. Hun invloed bevorderde ook stedelijke ontwikkeling en religieuze ideeën.

De Grieken arriveerden rond 800 v.Chr. en stichtten de kolonie Ampurias in Catalonië in 600 v.Chr. Hun invloed was minder direct dan die van de Feniciërs, maar hun culturele nalatenschap bleef zichtbaar in de Iberische monumenten en kunst.

In het noordoosten verscheen de Urnveldencultuur, gerelateerd aan de Hallstatt-cultuur. Deze periode, ook bekend als de protohistorie van het gebied, zag de komst van de Kelten in meerdere golven, mogelijk al voor 600 v.Chr.

Vanuit het noordoosten verspreidde de Keltische cultuur zich naar de hoogvlakten en de Atlantische kust. Verschillende groepen werden gevormd, zoals:

  • De Bernorio-Miraveche-groep in Noord-Burgos en Palencia.
  • De Castro-cultuur in Galicië en Noord-Portugal, met unieke kenmerken door invloed van de Atlantische Bronstijd.
  • De Duero-groep, mogelijk de voorlopers van de Vaccei.
  • De Cogotas II-cultuur, een veehoudercultuur die zich zuidwaarts uitbreidde.
  • De Lusitaanse cultuur, die sterk beïnvloed was door Keltische elementen maar taalkundig niet als Keltisch wordt beschouwd.

Tussen 600 en 400 v.Chr. werd de Urnveldencultuur in het noordoosten geleidelijk vervangen door de Iberische cultuur.

Door hun geografische isolatie werden de Iberische Kelten nooit beïnvloed door de La Tène-cultuur. Ook bleven in verschillende onherbergzame delen van Iberië proto-Keltische culturen lang gesproken worden. 

Het resultaat van deze Keltische vermenging was een diversiteit van mixculturen afkomstig van voorouders (Neolithische boeren + Indo-Europese steppenherders) met overgenomen elementen uit de Urnenveldencultuur waarna mogelijk met een Keltische migratiestroom de cultuur Keltischer werd. Deze mix volgde een andere samenstelling dan bijvoorbeeld in Centraal Europa. Deze culturen werden al helemaal uniek door de Griekse en Fenicische invloeden in de kustregio’s van de Middellandse zee.

Tartessos

Tartessos wordt door de oude Grieken beschouwd als de eerste beschaving van het Westen. Deze mysterieuze cultuur bloeide in het zuidwesten van het Iberisch schiereiland, binnen het gebied dat nu de provincies Huelva, Sevilla en Cádiz omvat, tussen de 9e en 5e eeuw v.Chr.

 Vermoedelijk lag het hart van deze beschaving aan de oevers van de Tartessos-rivier, die later door de Romeinen de Betis (Guadalquivir) werd genoemd. Hoewel Tartessos beroemd was om zijn metaalrijkdom en culturele connecties met de Feniciërs en Egyptenaren, blijft veel over deze beschaving onbekend.

Chronologie

De Tartessische cultuur kan grofweg worden verdeeld in vier fasen:

  • Laat-Bronstijd (1200-900 v.Chr.)
    De eerste nederzettingen verschenen met een eenvoudige sociale hiërarchie. Deze dorpen bestonden uit ronde of ovale huizen, gebouwd op strategische locaties nabij landbouwgronden en mijnen.
  • Proto-oriëntaalse fase (900-700 v.Chr.)
    Er ontstond een aanzienlijke toename van metaalbewerking en bevolkingsgroei. Tartessische elitegroepen begonnen zich te onderscheiden, wat blijkt uit de vondst van wapens en luxevoorwerpen.
  • Oriëntaalse fase (700-650 v.Chr.)
    Dit was een bloeiperiode voor Tartessos, waarin de Fenicische invloed duidelijk zichtbaar werd in technieken zoals pottenbakkerswielen en fijn bewerkt gouden sieraden.
  • Laatste fase (650-500 v.Chr.)
    Onder koning Argantonio, de enige historisch gedocumenteerde Tartessische koning, beleefde de beschaving haar hoogtepunt.

15 jaar na de dood van Argantonio, na de slag bij Alalia, verdween de beschaving abrupt. Mogleijk werd de regio veroverd door Carthago als straf voor de steun van Tartessos aan de Grieken, of werd het gebied overgenomen door lokale stammen.

Nederzettingen

De nederzettingen van Tartessos weerspiegelen de unieke combinatie van inheemse tradities en oosterse invloeden. De kern van de beschaving lag in de huidige provincies Huelva, Sevilla en Cádiz, met belangrijke locaties zoals El Carambolo (bij Sevilla), bekend om de vondst van een gouden schat die mogelijk religieus van aard was, en Cancho Roano (Badajoz), waarvan de functie als paleis, tempel of beide nog onderwerp van discussie is.

De meeste nederzettingen werden gebouwd op strategische locaties, zoals de routes tussen mijnen en havens. Tejada la Vieja controleerde bijvoorbeeld de mineraaltransporten van de mijnen van Aznalcóllar naar Gadir (het huidige Cádiz). Dit wijst op een goed georganiseerd systeem van handel en logistiek.

In de latere fasen werden nederzettingen zoals Carmona en Tejada la Vieja omringd door muren, wat de noodzaak van verdediging benadrukte. Dit wijst op toenemende interne spanningen of bedreigingen van buitenaf, mogelijk door de opkomst van Carthago in de regio.

De archeologische vondsten laten huizen zien met een eenvoudige architectuur: ronde of ovale hutten, vaak gemaakt van hout en klei. In de proto-oriëntaalse fase ontstonden grotere structuren, mogelijk gebruikt door de elite of voor gemeenschappelijke doeleinden.

Economie en Handel

De economie van Tartessos was sterk gebaseerd op mijnbouw en handel, wat de regio tot een belangrijk handelscentrum maakte in de oudheid.

Tartessos stond bekend om zijn overvloed aan goud, zilver, koper en lood. Mijnbouwcentra zoals Cerro Salomón, bij de rivier de Tinto, speelden een cruciale rol. Hier werden metalen gewonnen, verwerkt en vervoerd in de vorm van lingoten naar havens zoals Onuba (Huelva). Daarnaast waren de Tartessiërs een tussenpersoon tussen de Iberische stammen en de Feniciërs.

De Feniciërs speelden een centrale rol in het verbinden van Tartessos met de rest van het Middellandse Zeegebied. Zij exporteerden Tartessische metalen en introduceerden goederen zoals luxe sieraden, glaswerk en aardewerk. De Grieken van Focea waren later ook handelspartners, wat blijkt uit Griekse vondsten in Tartessische graven.

Naast mijnbouw waren ook landbouw en visserij belangrijke economische activiteiten. Tartessos produceerde tarwe, gerst en vijgen, en had uitgebreide veeteelt. De kustgebieden ondersteunden een bloeiende visserij, die mogelijk ook bijdroeg aan de handel.

De handel met Britannia, vooral in tin, was essentieel voor de productie van brons. Toen andere havens zoals Massalia (Marseille) toegang kregen tot deze routes, verloor Tartessos zijn economische macht, wat mogelijk bijdroeg aan zijn ondergang.

Graven

De graven van Tartessos bieden waardevolle inzichten in de sociale structuur en het culturele leven.

De grafheuvels van de elite bevatten luxevoorwerpen zoals gouden sieraden, wapens en geïmporteerde goederen. De schat van El Carambolo bevat gouden borstplaten en diademen, wat wijst op een sterke invloed van Fenicische religieuze tradities.

Fenicische invloeden zijn duidelijk in de overgang van inhumatie naar crematie. Sommige graven, zoals die van La Joya (Huelva), bevatten ook sculpturen en voorwerpen met religieuze symboliek, zoals afbeeldingen van de godin Astarte.

De graven van gewone mensen waren eenvoudiger, maar ze bevatten soms gebruiksvoorwerpen zoals potten en gereedschap, wat wijst op een geloof in het hiernamaals.

Samenleving

De Tartessische samenleving was sterk hiërarchisch, met een duidelijke scheiding tussen de elite en de rest van de bevolking.

De elite bestond uit handelaren, krijgers en religieuze leiders. Ze beheersten de handel, controleerden de mijnen en onderhielden diplomatieke relaties met buitenlandse partners zoals de Feniciërs en Grieken. Koning Argantonio was een beroemd voorbeeld van deze klasse.

Religie speelde een belangrijke rol in het leven van Tartessos. De samenleving adopteerde godheden zoals Astarte en Melkart van de Feniciërs. Heiligdommen en rituelen versterkten de macht van de elite en bevorderden de sociale cohesie.

Archeologische vondsten zoals de vorstengraven en nederzettingsindelingen wijzen op een complexe hiërarchie. De elite bezat toegang tot luxe goederen, terwijl de gewone bevolking zich richtte op landbouw, ambachten en mijnbouw.

Taal

Het Zuidwest-Paleohispanische schrift, ook wel Tartessisch genoemd, is een van de oudste schriftvormen in West-Europa. Dit schrift werd gebruikt van de late 8e eeuw tot de 5e eeuw v.Chr. Desondanks is de taal zelf een mysterie.

Het Tartessische schrift combineerde alfabetische en syllabische elementen. De inscripties, zoals de Estela de Bensafrim, zijn voornamelijk gevonden in Zuid-Portugal en Zuid-Spanje. Ze werden van rechts naar links geschreven en bevatten vaak rituele of begrafenisteksten.

Hoewel de Tartessische taal grotendeels verdwenen is, wordt aangenomen dat het een invloed had op de latere Turdetaanse taal, die door Strabo werd beschreven als een ontwikkeld schrift met wetten van grote ouderdom.

De Iberiërs

De Iberiërs waren een oud volk dat vanaf 600 v.Chr. leefde langs de oost- en zuidkust van het Iberisch Schiereiland. Ze worden genoemd in Griekse en Romeinse bronnen, zoals die van Herodotus en Strabo. Het woord "Iberiërs" verwees soms naar alle bewoners van het schiereiland, maar meestal naar de niet-Keltische bevolkingsgroepen aan de oost- en zuidkust. Deze mensen spraken de Iberische taal, beïnvloed door de Feniciërs en Grieken.

De Iberiërs woonden in dorpen en versterkte nederzettingen (oppida) en hadden een tribale organisatie. Ze deden aan landbouw, bronsbewerking en schrijven. Door contacten met Feniciërs, Grieken en Carthagers werden ze steeds meer stedelijk. De Iberische cultuur kende een sociale hiërarchie, met een elite en Indo-Europees maatschappelijk systeem.

Belangrijke nederzettingen waren Castellet de Banyoles, Lucentum en Sagunto. Kunst, zoals de "Dame van Elche", laat Griekse en Fenicische invloeden zien. Ook werden waardevolle schatten, zoals het zilver van Tivissa, gevonden.

De Iberiërs dreven handel met het Middellandse Zeegebied, inclusief Feniciërs en Grieken. Ze produceerden opvallende aardewerk en metalen voorwerpen. Hun kunst en religie werden beïnvloed door Griekse en Fenicische stijlen. Ze vereerden verschillende goden en voerden rituelen uit in de open lucht of in heilige plekken zoals grotten en bronnen.

De Iberiërs waren beruchte krijgers en vochten als huurlingen voor Carthago en Rome. Tijdens de Tweede Punische Oorlog (218–201 v.Chr.) speelden ze een rol in de strijd tussen Rome en Carthago. Na deze oorlog veroverden de Romeinen geleidelijk heel Iberië. De Iberiërs boden hardnekkig verzet, maar rond 16 v.Chr. was het gebied volledig onder Romeinse controle.

Iberische krijgers gebruikten onder andere de beroemde falcata-zwaard en lichte schilden. Ze waren meesters in guerrillatactieken en hinderlagen, maar ook bekend om hun uitstekende cavalerie. Hun soldaten werden vaak als huurlingen ingezet in oorlogen rond de Middellandse Zee.

De Keltiberiërs

De Keltiberiërs waren een groep Keltische stammen die vanaf ca. 600 v.Chr. in het noordoosten van het Iberisch Schiereiland leefden. Ze spraken de Keltiberische taal en schreven met een aangepast Iberisch alfabet. De cultuur was een samentrekking tussen delen van de Iberische cultuur en van de Keltische cultuur die vanuit het noorden richting het Iberisch schiereiland was getrokken. Hun cultuur vertoonde overeenkomsten met de Kelten in Centraal-Europa, maar had ook eigen unieke kenmerken.

Hun thuisgebied lag rond de rivieren de Douro, de Taag en de Ebro. Hier bouwden ze versterkte steden en leefden onder leiding van een militaire aristocratie. De machtigste stam waren de Arevaci, die hun buren domineerden vanuit sterke vestingen zoals Numantia.

Romeinse Oorlogen en Verzet

Vanaf 195 v.Chr. kwamen de Keltiberiërs in conflict met Rome, dat begon met de verovering van hun land. Ze boden hardnekkig verzet en kwamen meerdere keren in opstand. Het beroemdste voorbeeld hiervan was het beleg van Numantia in 134 v.Chr. De Romeinen omsingelden de stad maandenlang, wat leidde tot hongersnood. Uiteindelijk kozen veel inwoners ervoor om zichzelf te doden in plaats van zich over te geven.

Na de val van Numantia nam de invloed van Rome toe. De cultuur en samenleving van de Keltiberiërs veranderden sterk, met een groeiende romanisering.

Erfgoed

Hoewel de Keltiberische cultuur uiteindelijk werd opgenomen in de Romeinse wereld, zijn sporen ervan nog steeds zichtbaar. Veel plaatsnamen in Spanje hebben een Keltische oorsprong, en archeologen blijven belangrijke vondsten doen, zoals de bronzen platen van Botorrita en wapens uit hun krijgersgraven.

De Komst van de Romeinen en de Punische Oorlogen

In de 4e eeuw v.Chr. werd Rome een machtige speler in het Middellandse Zeegebied, in concurrentie met Carthago, een stadstaat in Noord-Afrika. Na hun nederlaag in de Eerste Punische Oorlog (264–241 v.Chr.) breidden de Carthagers hun invloed uit naar het binnenland van Iberië vanuit hun nederzettingen aan de zuidoostkust. Deze expansie duurde echter niet lang.

In 218 v.Chr. begon de Tweede Punische Oorlog. De Carthaagse generaal Hannibal verzamelde een leger, waaronder Iberische krijgers, en trok van Iberië via de Pyreneeën en de Alpen naar Italië om Rome aan te vallen. Als antwoord hierop begon Rome, vanuit het noordoosten, met de verovering van het Iberisch Schiereiland.

Romeinse Verovering van het Iberisch Schiereiland

De Romeinse Republiek veroverde gebieden op het Iberisch Schiereiland die eerder onder controle stonden van inheemse stammen, zoals de Kelten, Iberiërs en Keltiberiërs, en van het Carthaagse Rijk. Tijdens de Tweede Punische Oorlog (218–201 v.Chr.) versloegen de Romeinen de Carthagers in 206 v.Chr. en namen hun gebieden in het zuiden en oosten van Hispania over. Dit markeerde het begin van de Romeinse aanwezigheid op het schiereiland.

In 197 v.Chr. richtten de Romeinen twee provincies op: Hispania Citerior (het oostelijke kustgebied, inclusief Valencia en Catalonië) en Hispania Ulterior (het zuiden, grotendeels Andalusië). De uitbreiding van Romeinse controle over Hispania verliep geleidelijk, via economische en culturele integratie en militaire campagnes tegen lokale opstanden. Steden werden vaak als bondgenoten of belastingplichtige gebieden opgenomen in het Romeinse systeem.

Na de val van de Republiek en de komst van keizer Augustus veranderde het beleid. Na de Cantabrische Oorlogen (29–19 v.Chr.) werd het noorden van Hispania veroverd. In 19 v.Chr. werd het hele schiereiland officieel onderdeel van het Romeinse Rijk. Augustus voerde ook een administratieve herindeling door.

Hispania Tarraconensis omvatte nu het noordoosten en centrale delen van Hispania. Hispania Ulterior werd gesplitst in Baetica (Andalusië) en Lusitania, dat delen van Portugal en West-Spanje besloeg.

Keltische helmen & zwaarden

https://www.celticwebmerchant.com/nl/deepeeka-keltische-helm-louviers.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/deepeeka-keltische-la-tene-helm.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/deepeeka-republikeinse-montefortino-a-messing.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-helm-nidau.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltisch-zwaard-north-grimston.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/deepeeka-keltisch-antropomorfisch-zwaard.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/deepeeka-keltisch-kortzwaard.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/gallisch-la-tenezwaard-marne.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltisch-melnikzwaard.html

Iberische zwaarden & pantser

https://www.celticwebmerchant.com/nl/iberische-cardiophylax-hartpantser.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-iberische-falcata-hannibal.html

Keltische sieraden

https://www.celticwebmerchant.com/nl/gedraaide-gallische-torc.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/snettisham-torque-replica.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-torque-bibracte.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-broche-auvers-sur-oise-verzilverd.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-broche-auvers-sur-oise.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-paardenfibula.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/germaanse-fibula-1ste-eeuw-nchr.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-fibula-3de-1ste-eeuw-vchr-verzilverd.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-snavelspeld.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-la-tene-armband.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-boogfibula.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-la-tenering-brons.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/germaanse-fibula-1ste-eeuw-nchr-verzilverd.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-armband-met-spiralen.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/torc-met-keltische-spiralen.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/gallische-ring-la-tene-brons.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/gallische-ring-la-tene-verzilverd.html?id=215029100

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-boogfibula.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltisch-romeinse-zeepaardfibula.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-fibula-3de-1ste-eeuw-vchr.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltisch-zonneamulet-brons.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-armband-fiona.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/ijzeren-torc.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-torque-ipswitch.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/hanger-keltisch-zwijn-bibracte.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/germaanse-fibula-1ste-eeuw-nchr-verzilverd.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/keltische-zeepaardhanger.html

https://www.celticwebmerchant.com/nl/gallo-romeinse-hanger.html

Opgeslagen in de blog: Blog & lookbook

  • auteur: Patrick & Judith
Wees de eerste om te reageren:

Laat een reactie achter

*Verplichte velden