In deze blog maken we kennis met de grote migratiegolf die Europa 5.000 jaar geleden binnentrok. In slechts enkele honderden jaren drukten de steppevolkeren van de jamnacultuur hun stempel op het Europees landschap en de Europese cultuur. Hun samenleving was de bakermat van tientallen bronstijd culturen en stond aan de wieg van het hedendaags Europa. Bijna 60% van ons Europese DNA stamt af van deze steppenvolkeren. Vrijwel alle talen die in hedendaags Europa worden gesproken stammen af van hen.
Vrijwel alle andere historische personages die wij in onze andere blogs bespreken hebben deze steppenvolkeren als hun voorouders.
Migratiegolven naar Europa
Globaal kunnen drie grote migratiegolven naar Europa worden onderscheiden. DNA onderzoek wijst uit dat de migratiegolven altijd mede gepaard gingen met geweld en genocide op de autochtone bevolking. Waarschijnlijk is dat de aard van de mens (homo sapiens).
Uittocht uit Afrika - Archeologische vondsten onthullen dat enkele duizenden Homo sapiens, ongeveer 45.000 jaar geleden de trek van Afrika naar Europa begon, en leefde als jager-verzamelaar. De eerste Europese bewoners volgden migrerende kuddes antilopen, oerossen en ander groot wild en leidden 30.000 jaar een nomadisch bestaan.
Aankomst van Anatolische landbouwers - Tussen 8.000 en 9.000 jaar geleden begonnen volkeren uit Anatolië, geleidelijk aan de jager-verzamelaars te vervangen. Deze tweede golf van migratie leidde tot de vestiging van boerengemeenschappen die het land bewerkten en in kleine mate vee hielden. Door de mogelijkheid om graan en andere gewassen op te slaan, konden deze agrariërs hun bevolking beter voeden. In tijden van nood werden schapen, geiten of varkens geslacht. Dit waren o.a. de bouwers van Stonehenge en de voorouders van Ötzi de ijsmummie.
Invasie van de jamnacultuur(kuilgrafcultuur) - Ongeveer 5.000 jaar geleden eindigde de boerensteentijd, toen de nomadische jamnaja-stammen de steppen van Rusland en Oekraïne verlieten en naar het westen trokken. Gewapend met bronzen wapens brachten ze een taal met zich mee waarvan bijna alle Europeanen nu een variant spreken, het Proto-Indo-Europees. Het grootste deel van de Europeanen stamt 60% of meer af van deze volkeren af. Ze deden in kleine maten aan landbouw en wat meer aan veeteelt.
Het ontstaan van de jamnacultuur
De naam jamna komt van het Russische Я́мная, een bijvoeglijk naamwoord afgeleid van ‘jama’, wat ‘kuil’ betekent. Dit verwijst naar de traditie hoe de cultuur hun vooraanstaande doden begroeven. De overledene werd begraven in een rechthoekige ‘kuil’ onder een grafheuvel, en bedekt met oker. Hierdoor wordt de jamnacultuur ook wel aangeduid met kuilgrafcultuur, of okergrafcultuur.
Wanneer we hier schrijven over ‘de jamnacultuur’ is het belangrijk om in het achterhoofd te houden dat er waarschijnlijk nooit sprake was van één uniforme cultuur, en ‘jamna-gerelateerde cultuur’ een betere aanduiding zou zijn.
De jamnacultuur (3300-2600 n.Chr.) is ontstaan in de steppen ten noorden van de Zwarte en Kaspische zee, tussen de rivier de Dnjepr en het Oeralgebergte. Dit vruchtbare gebied werd vanaf 7000 v.Chr. bewoond door jagers-verzamelaars uit Siberiërs en boeren uit Anatolië. Deze twee bevolkingsstromen vermengden zich en vormden een nieuwe cultuur, die zich later tot de jamnacultuur zou ontwikkelen en waarschijnlijk ook de bron van de touwbekercultuur was.
Op de steppen graasden wilde paarden, die de volkeren wisten te temmen en leerden te berijden. Ze hielden vee voor de slacht, als lastdier en voor melk, dat werd verwerkt tot boter en kaas. Rond 4000 v.Chr. slaagden ze erin om schapen met een dikkere vacht te fokken, waardoor ze wol konden gebruiken voor kleding. Doordat de jamnacultuur vee hield, hadden ze minder tijd nodig om voedsel te verzamelen, waardoor ze hun territorium makkelijker konden uitbreiden. Ze vestigden zich niet op één plaats, maar hadden een nomadisch bestaan.
De jamna-gemeenschap was één van de eerste gebruikers van het wiel, waardoor ze hun kuddes konden volgen met twee- en vierwielige karren, getrokken door ossen. Ze leerden smeden, eerst met koper en daarna met brons, en hielden smeden in hoog aanzien. Ze gebruikten bijlen, knotsen en koperen en bronzen zwaarden ter verdediging. Ze maakten hoogwaardig, gedecoreerd aardewerk. Hier sloegen ze melk en mogelijk mede in op; analyse wijst uit dat ze maar weinig water dronken.
Waarschijnlijk werd alleen de elite begraven in een kuilgraf. Dit waren meestal mannen, maar ook sommige vrouwen zijn op deze kenmerkende wijze begraven. Ze werden bijgezet met sieraden, zoals gouden en zilveren ringen. Één iemand is zelfs begraven met een groot bronzen vat. Omdat zo’n grafgift de inzet van de hele gemeenschap vereiste, is het waarschijnlijk dat de jamnacultuur een heersende eliteklasse had.
Het proto-Indo-Europees
Het verhaal van de migratie van de jamnaculturen is eveneens het verhaal van het proto-Indo-Europees: de taal die de basis was van de meeste talen die in hedendaags Europa worden gesproken, maar zich ook verspreidde naar delen van Azië.
Vanaf 4000 v.Chr. trok de eerste migratiegolf van de voorloper van de jamnacultuur via Bulgarije en het Donaugebied om de zwarte zee heen, en stak de Bosporus over naar Anatolië. De migranten namen hun taal mee, het Archaïsch Proto-Indo-Europees, wat de basis vormde van de Anatolische tak van de Indo-Europese taalfamilie. Onder deze tak vallen het Hettitisch, Luwisch en Palaisch.
De Hettieten vestigden zich rond het 2de millennium v.Chr. in centraal Turkije, en het Hettitische rijk omvatte in de 14de eeuw v.Chr. het grootste deel van Anatolië, de Levant en Mesopotamië. Ze raakten dan ook veelvuldig in conflict met het opkomende Egyptische rijk. Overigens is het niet zeker of deze Hettieten dezelfde zijn als het bijbelse volk met dezelfde naam.
Rond 3300 v.Chr. splitste een tak van de Repincultuur in de regio van de Don zich af naar zuid-Siberië, waar de Afanasievocultuur ontstond. Deze spraken vroeg proto-Indo-Europees, wat zich ontwikkelde tot het Tochaars, wat in het Tarimbekken in Sinkiang, China, werd gesproken.
Rond 3000 v.Chr. trokken er twee stromingen vanuit de steppen richting Europa, die laat proto-Indo-Europees spraken: de jamnacultuur richting de Donau en de Touwbekercultuur richting het gebied van de Baltische zee. Het proto-Indo-Europees van de jamnacultuur vormde de bakermat van de latere proto-Keltische en proto-Italische talen. Vanuit het proto-Indo-Europees dat door de Touwbekercultuur werd gesproken, ontwikkelde zich het proto-Germaans en proto-Balto-Slavisch.
De oostelijke takken van de Touwbekercultuur beïnvloeden de Sintashtacultuur in de zuidelijke Oeral (2100-1800 v.Chr.), van waaruit de Indo-Iraanse talen zich ontwikkelden, waaronder het Sanskriet, Nepalees en Perzisch.
Door de verschillende moderne, oude en uitgestorven Indo-Europese talen met elkaar te vergelijken, kunnen taalwetenschappers woorden in de proto-Indo-Europese taal reconstrueren. Bijvoorbeeld, door het Griekse woord voor moeder, méter, te vergelijken met het Latijnse mater en het Sanskriet matar, hebben taalkundigen vastgesteld dat de Jamna hun moeder *méhter noemden.
Taalklanken ontwikkelen zich op een systematische manier, maar door ‘terug te rekenen’, kunnen onderzoekers reconstrueren hoe verwante talen klonken, zelfs al zijn er geen geschreven bronnen van.
Migratie naar Europa
Vanaf 3000 v.Chr. migreerde de jamnacultuur naar Europa. Dit was waarschijnlijk door klimaatverandering: de steppen werden kouder en droger, en de bossen verdwenen geleidelijk. Het is mogelijk dat de jamnavolkeren op zoek moesten naar betere velden om hun vee te laten grazen, maar ook dat de regio overbevolkt raakte vanwege de relatieve welvaart.
In deze tijd werden de meeste doden in Europa in massagraven begraven. Door de verspreiding van de kenmerkende jamna-grafheuvels (kurgans) kan de opmars van de jamnacultuur gevolgd worden, en ook DNA-analyses kunnen hiervoor gebruikt worden.
Doordat ze ossenwagens gebruikten, waren ze aanzienlijk mobieler dan hun tijdgenoten. Ze konden grotere hoeveelheden voedsel meenemen, waardoor ze langere afstanden konden afleggen. Hoewel ze in theorie paard konden rijden, zijn de meeste paardenbotten uit jamnavondsten lokaal, wat betekent dat ze hun paarden niet meenamen vanuit de steppen, en waarschijnlijk naast hun wagens liepen. Dankzij wollen kleding waren ze goed beschermd tegen de barre omstandigheden van de open vlaktes, weg van de beschutte rivierdalen.
Tussen 3000 en 2900 v.Chr. bereikten de jamna de monding van de Donau, die ze volgden door het hedendaags Roemenië, Servië en Hongarije. Dit zijn de uiterste grenzen van wat we tegenwoordig jamnacultuur noemen, maar hier hielden ze niet op: door hun migratie door de rest van Europa ontstonden veel nieuwe, gelijkende maar toch van elkaar verschillende culturen.
Ze verspreidden zich snel: onderzoek toont aan dat het slechts 50 jaar duurde voordat de volkeren van Tsjechië het huidige Nederland en Jutland, Denemarken, bereikten. Overal waar ze kwamen, verbranden ze de bossen om ruimte te maken voor hun semi-landbouwpraktijken - met een beperkt aantal gewassen, meestal gerst, en veeteelt zoals ossen en schapen.
Het is zeer de vraag of de jamna in hun nieuwe gebieden vreedzaam mengden met de oorspronkelijke bevolking, of ze gewapenderhand veroverden. Tegenwoordig wordt het laatste vermoed.
De meeste graven zijn van mannelijke overledenen. Dit kan erop duiden dat voornamelijk jonge mannen de wereld introkken, wellicht op zoek naar roem, rijkdom en territorium. Dit principe van de kóryos, of krijgsbende, is eveneens bekend van latere Indo-Europese culturen, zoals de Oudierse fian, of de Noorse berserker. De overvloed aan mannelijke graven kan echter ook betekenen dat deze speciale graven waren voorbestemd aan de elite, die met name mannelijk was.
DNA onderzoek op meer dan 5.000 skeletten geeft echter meer sluitend bewijs van de manier van overname. In Noord- en Oost-Europa lijkt het erop dat de oorspronkelijke bevolking van jagers-verzamelaars binnen een aantal honderd jaar volledig is verdwenen en vervangen door een gemengd DNA van jamna en Oost-Europese neolithische boeren. De jamnavolkeren waren sterker en zwaarder gebouwd en beschikten daarnaast over koperen en bronzen wapens, in tegenstelling tot de Europese steentijdbevolking.
Het lijkt erop dat de jamna in Zuid-Europa op een vredelievender manier samensmolt met de oorspronkelijke bevolking: de DNA samples uit deze regio tonen minder grote dominantie van het jamna- DNA. Dit duidt erop dat er meer vermenging dan verovering plaatsvond.
Hoe zagen de jamna eruit?
Het lijkt erop dat tegenwoordig maar liefst 60 procent van alle Europeanen jamna-genen bezit. Toen de jamna Europa veroverden, hadden ze een zeer homogeen DNA, wat een mix was tussen jagers-verzamelaars uit de Wolga regio (EHG, Eastern Hunter-Gatherers) en jagers-verzamelaars uit de Kaukasus (CHG, Caucasian Hunter Gatherers). Deze genenmix wordt ook wel Western Steppe herder (WSH) genoemd. Er was ook een kleine invloed van WHG (Western Hunter gatherers) en EEF (Eastern European farmers), neolithische boeren zoals Ötzi, maar deze kwamen pas later in de genenpoel.
Waarschijnlijk is er in Noord-Europa meer MS dan in Zuid-Europa, vanwege de jamna-genen. Deze genen beschermden ons oorspronkelijk tegen infectieziekten van dieren, maar heeft ernstige gevolgen voor de moderne wereld. Daarnaast kan het jamna-DNA ervoor gezorgd hebben dat Noord-Europeanen sneller een hoog cholestrol hebben, en ze over het algemeen langer zijn. Dit volk was gedeeltelijk lactose tolerant en kon dus melk drinken, waardoor ze niet naar water hoefden te zoeken.
Het lijkt erop dat de jamnavolkeren oorspronkelijk aanleg hadden voor bruine ogen, donker haar en een blanke tot midden-donkere huidskleur. De aanleg voor blond haar en blauwe ogen komt waarschijnlijk door genen van de Oost-Europese Jagers-Verzamelaars (EHG). Mogelijk zagen de jamna en latere bronstijd volkeren dit als ideaal waardoor mensen met deze eigenschappen sneller voortplanten. Tegenwoordig wordt juist bij mensen met blond haar en blauwe ogen veel jamna DNA gevonden.
Samenstelling
Hoe mensen in de jamnacultuur zich kleedde, is grotendeels onderwerp van creatieve invulling. Er zijn vrijwel geen restanten van kleding teruggevonden. Mogelijk kunnen de Chinese Tarim mummies uit 1800 v.Chr een indicatie geven. Daarnaast hebben we een wol fragment teruggevonden in Hallstatt uit 1500-1200 v.Chr. Dit is echter veel later dan de Jamna cultuur. We weten dat de Jamna cultuur wol gebruikten en schapen en geiten hielden. Verder geven de Anthropomorphische stenen zoals die van Kernosivsky een klein inzicht in hoe deze cultuur zich kleedde.
We weten meer over de sieraden die ze droegen. Maar de Jamna cultuur is verborgen zit in de mist der tijd en krijgt weinig aandacht krijgt van levende geschiedenis en re-enactment. Hierdoor hebben we vrijwel geen gereconstrueerde sieraden die passend zijn voor dit tijdsbeeld. Het resultaat hiervan is dus een wat meer allround Westelijke steppen herder die in grove lijnen net zo geschikt is voor de Jamna cultuur als voor bijvoorbeeld de Trechterbekercultuur.
Wij noemen het personage Kauti̯os, dat is een gereconstrueerde naam van Claudius.
Kauti̯os is een middenklasse man. Door de verschillende culturen die vanuit de Proto-Indo-Europese cultuur voortkomen naast elkaar te leggen, weten we dat de Jamna cultuur waarschijnlijk een duidelijk patriarchaal klassenstelsel had. Kauti̯os maakt deel uit van de vechtende klasse die kan worden vergeleken met de OudIerse Bóaire en de Viking karl. In zijn jonge jaren maakte hij deel uit van een krijgsbende (kóryos). Om dit te mogen moest Kauti̯os geheel naakt, alleen gekleed met een riem en zijn speer een roedel wolven aanvallen. Na deze heldhaftige overwinning trok hij er met de kóryos op uit op zoek naar roem en bezittingen.
Met zijn kóryos trok hij naar een nieuw gebied dat al bewoond werd door Neolithische boeren. Aangemoedigd door de heldenverhalen van zijn voorouders viel hij deze boeren aan en claimde hij een gebied voor zichzelf. Inmiddels heeft Kauti̯os de kóryos verlaten en is hij getrouwd met een lokale vrouw. Zo hopen de naburige Neolithische boeren families vrede met hem te bewaren. Met de andere leden van de kóryos heeft hij nog altijd een diepe band. Zij wonen nog steeds in zijn directe omgeving. Inmiddels heeft Kauti̯os zijn eerste kind gekregen. Het is een zoon die hij zal opvoeden in de traditie van zijn voorouders. Als het kind oud genoeg is, zal ook hij een kóryos intreden en een gebied voor zichzelf claimen.
Tuniek
Kauti̯os draagt normaal gesproken een wollen tuniek die is gemaakt van wol van zijn eigen schapen. Zijn wollen kleding houdt hem warm en stelt hem in staat om indien nodig ook buiten te slapen.
Tijdens deze samenstelling hebben we een bruin katoenen tuniek gebruikt.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/tuniek-erik-bruin.html
Broek
Kauti̯os draagt ook een wollen broek. Dit is geen Proto-Indo-Europese uitvinding want ook Ötzi de ijsmummie, die geen Indo-Europese voorouders had, droeg een soort van beenlingen. Voor Kauti̯os was een broek erg aangenaam omdat hij zo geen koude benen krijgt tijdens het paardrijden. Wanneer Kauti̯os op zijn paard rijd is hij extra imposant. De Neolithische buren beschouwen dit soms als intimiderend.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/thorsbergbroek-fenris-donkergrijs.html
Bont
Kauti̯os kon jagen. In zijn tijd in de kóryos leefden hij en zijn vrienden van de jacht (en veeroof). Kauti̯os was bekend met bont en mogelijk droeg hij dit ook.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/bont-armstuk-jarl.html
https://www.celticwebmerchant.com/nl/bont-kraag-tyra.html
Muts
Mogelijk droeg Kauti̯os een muts. https://www.celticwebmerchant.com/nl/wollen-viking-muts-ulf-geel.html
Schoeisel
Waarschijnlijk droeg Kauti̯os dit soort schoenen, of was hij blootvoets.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/middeleeuwse-sandelen-met-rubber-zool.html
Riem band
Kauti̯os was bekend met leer. het is echter niet duidelijk voor welke toepassingen leer werd gebruikt. Wij gaan er vanuit dat Kauti̯os ook een riem droeg. Maar we zijn niet bekend met eventuele riemhaken. Daarom hebben we gekozen voor een riem band die gesloten wordt door de riem aan de voorkant dicht te knopen.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/leren-riemband-20-mm-180-190-cm.html
Wapens
Wapens waren voor Kauti̯os het belangrijkste bezit. Hiermee dwong hij zijn status af in een wereld vol geweld. Als naburige stammen zijn bezittingen wilden afpakken dan hielden alleen de kracht van Kauti̯os, zijn wapens, zijn relatie met naburige bewoners en zijn relatie met zijn oude kóryos hem in leven.
Knots
We hebben als knots een bijlschacht gekozen. Dit is gebaseerd op de het beeld van Kernosivsky.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/bijlsteel.html
Speer
De speer is naast de knots waarschijnlijk het oudste type wapen. Speren zijn daarnaast ook zeer efficiënt. Kauti̯os bezit een speer met bronzen speerpunt. Dit is het enige voorwerp dat hij vanuit zijn ouderlijk huis heeft meegekregen. De speer heeft een naam: ‘Trito’ vernoemd naar de held waarvan mythe van de veeroof ontstond.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/lange-griekse-speer.html
Boog
Kauti̯os kon ook boogschieten. De boog is eveneens een oud oer wapen dat zo’n belangrijke rol voor de menselijke evolutie heeft vervuld. Kauti̯os maakt gebruik van een longbow.
https://www.celticwebmerchant.com/nl/marksman-boog-re-enactment-larp-58-147-cm-25-lbs-l.html