In de archeologie worden veel 'culturen' genoemd, zoals de Klokbekercultuur of de Urnenveldencultuur. Maar wat is zo’n cultuur precies? Zegt dit iets over ethniciteit en volkeren, of alleen over materiële ontwikkelingen? In dit artikel leggen we uit hoe archeologische culturen werken en wat ze wel en niet zeggen over mensen.
Wat is een archeologische cultuur?
Een archeologische cultuur wordt gedefinieerd op basis van materiële overblijfselen, zoals aardewerk, werktuigen, huizen, manier van omgaan met doden en andere archeologische vondsten. Het is een concept dat door archeologen wordt gebruikt om groepen mensen uit het verleden te onderscheiden die soortgelijke materiële kenmerken delen. De term werd in de jaren ‘20 van de 20ste eeuw geïntroduceerd door de archeoloog Gordon Childe, die stelde dat deze gedeelde kenmerken waarschijnlijk een materiële uitdrukking waren van één volk.
Een archeologische cultuur is daarentegen anders dan een etnische cultuur. Een etnische cultuur verwijst naar een groep mensen die zichzelf als een gemeenschap met gedeelde kenmerken beschouwt, zoals taal, tradities, religie, geschiedenis, DNA verwantschap en sociale identiteit. Etnische culturen zijn vaak moeilijk direct aan te wijzen in de archeologische context, omdat zelfidentiteit en sociale structuren niet altijd direct zichtbaar zijn in materiële resten.
Potten zijn geen mensen
Soms komen archeologische en etnische culturen met elkaar overeen, en soms ook niet. Stel dat archeologen over duizend jaar onze spullen opgraven. Ze zouden misschien denken dat we allemaal Zweeds spraken, omdat we IKEA-meubels hadden. Dit laat zien dat een archeologische cultuur niet per se iets zegt over hoe iemand over zijn identiteit denkt.
Voorwerpen, zoals aardewerk, verspreidden zich via handel. Ook namen mensen elkaars gewoonten over, bijvoorbeeld bij begrafenissen, omdat deze gewoonten praktischer waren, of omdat ze hiermee hun status wilden onderstrepen.
Zonder geschreven teksten kunnen archeologen alleen trends in voorwerpen en rituelen laten zien. Archeologische culturen kunnen verschuivingen in materiële cultuur laten zien en aanwijzingen geven voor een verandering in denkwijze. In Centraal-Europa begonnen mensen bijvoorbeeld hun doden te begraven in urnenvelden. Dit kan iets zeggen over hoe zij over het leven na de dood dachten, of over hun religie, maar dat is niet zeker. Soms wijst zo’n trend op migratie, zoals bij de Touwbekercultuur, maar andere keren niet, zoals bij de Úněticecultuur.
Migratie en culturele vermenging
Bij migratie denken veel mensen aan grote volksverhuizingen, zoals de Romeinen of de Mongolen. Maar nieuw onderzoek laat zien dat migratie vaak anders ging.
Mensen zijn geen bowlingballen
Bij het bestuderen van de overgang van de ene cultuur naar de andere is het belangrijk om niet te snel te oordelen. In veel gevallen wijzen zulke overgangen eerder op veranderingen in gewoonten of levensstijl dan op het vervangen van een bevolking.
Het idee dat grote groepen mensen naar een nieuw gebied migreerden en daarbij als een soort bowlingbal de gehele samenleving verstoorden en hun eigen gebruiken oplegden, klopt meestal niet. Soms was er oorlog, maar vaak migreerden mensen in het kader van handel of samenwerking.
Dit stereotype zie je bij de migratie van de Proto-Indo-Europese Steppe herders naar Europa. De archeologe Marija Gimbutas stelde dat deze herders een vreedzame, matriarchale samenleving vernietigden. Maar onderzoek laat een ander verhaal zien. Een kleine groep herders mengde zich met een grotere groep neolithische boeren. Door deze samensmelting ontstonden nieuwe volkeren en culturen.
Migratie ging meestal in kleine groepen, zoals families of delen van een stam. Mensen verhuisden vanwege armoede, honger, klimaatverandering of een gebrek aan land. Op hun nieuwe plek mengden ze zich vaak met de lokale bevolking. Zo ontstonden nieuwe culturen, zoals die van de Latijnen, de voorouders van de Romeinen, of de Gaelic cultuur in vroeg-middeleeuws Schotland.
Mensen trokken vaak naar plekken waar ze gedeelde gewoonten of talen herkenden, omdat er al eerder familie naar een gebied was gemigreerd, of omdat de cultuur leek op de hunne. Ook gedeelde kunst of religie speelde een belangrijke rol. Dit maakte het makkelijker om zich ergens thuis te voelen en op te gaan in de autochtone bevolking.
Buitenlanders in het oude recht
Vanaf de vroege bronstijd was de bevolking van Europa cultureel vrijwel uitsluitend Indo-Europees. Hoewel er bij migranten uit andere ‘Indo-Europese regio’s’ vaak overeenkomsten waren in cultuur, taal of geloof, stond men wantrouwig tegenover vreemdelingen. Dit wantrouwen had meerdere oorzaken. In veel stammen was het gebruikelijk om leden die zich niet aan de regels hielden te verbannen. Deze verstoten personen zochten hun toevlucht elders en werden vaak gezien als onbetrouwbaar of gevaarlijk. Verschillende oude wetsystemen beschrijven hoe ze met deze onzekerheid omgingen.
Bijvoorbeeld, in het Romeinse Rijk was burgerschap een exclusief recht. Buitenlanders – niet-Romeinen – vielen vaak onder andere wetten en hadden minder rechten. Ze werden soms gezien als bondgenoten (socii).
Het Oud-Ierse recht kende een soortgelijke hiërarchie. Hoe een buitenstaander werd gezien, bepaalde wat iemand wel of niet mocht doen binnen de gemeenschap en hoe betrouwbaar hij was. Dit kan worden vergeleken met een moderne certificering.
Het Indo-Europese ghósti-principe
Een van de belangrijkste Indo-Europese tradities was juist het gastvrijheidsprincipe (ghósti). Het Indo-Europese ghósti-principe bepaalde dat gasten heilig waren en met respect behandeld moesten worden. Gasten hadden vaak dezelfde eerprijs als hun gastheer, zolang ze zich hielden aan de lokale regels. In veel culturen was het ontvangen van gasten een eer en benadrukte ze de wederkerige alliantie tussen gast en gastheer.
In deze context waren gasten uitsluitend mensen waarmee afspraken zoals een handelsrelatie bestond. Dit gold ook voor reizende specialisten, zoals barden, handelaren en rechters. In het Oud-Ierse recht, bijvoorbeeld, hadden geleerden zoals de filid (dichters) en rechters speciale bescherming. Hun status bleef hetzelfde wanneer ze zich in een ander stamgebied bevonden. Dit benadrukt hoe kennis en vaardigheden vaak boven etniciteit of afkomst werden geplaatst.
Migratie en sociale dynamiek
In de praktijk gingen migratie en interactie met vreemdelingen vaak hand in hand met handel, bondgenootschappen en innovatie. Veel gemeenschappen profiteerden van het contact met buitenstaanders. Handelaren brachten niet alleen goederen, maar ook nieuwe ideeën en technologieën. Specialisten, zoals ambachtslieden en bouwmeesters, werden vaak met open armen ontvangen omdat zij waarde toevoegden aan de samenleving.
Tegelijkertijd waren sommige migranten niet op zoek naar langdurige vestiging, maar naar tijdelijke samenwerking. Denk hierbij aan huurlingen, die hun diensten aanboden aan lokale heersers, of reizende handelaren, die zich aanpasten aan de gebruiken van de gebieden waar ze zaken deden.
Conclusie
Een verandering in archeologische cultuur betekent niet altijd dat een volk verplaatste of vervangen werd. Culturen vloeiden vaak in elkaar over. Mensen handelden met elkaar en namen elementen van andere groepen over. Wat uiteindelijk telde waren de maatschappelijke normen en culturele overtuigingen die een stam deel lieten uitmaken van een bepaald volk.